Gerardus de Eijck, zoon van Rutgerus, had in zijn testament onder meer verklaard dat de uitvoerders van zijn testament onmiddellijk na zijn dood voor 112 rijnsgulden moesten kopen ten behoeve van het huis van Postel een stukje beemd in Someren om toe te voegen aan de hoeve Ter Hostat tot gebruik van de pachter. Bij niet-naleving moest een derde naar het Groot Gasthuis in 's-Hertogenbosch gaan, een derde naar de Tafel van de Heilige Geest daar en het andere derde deel naar de Tafel van de Heilige Geest in Someren. Daarom hebben de executeurs-testamenair, heer Henricus zoon van Johannes Mathei van den Hout en Henricus die Bruyn, priesters, voor schepenen van 's-Hertogenbosch deze beemd in Someren, ter plaatse geheten Aen die Wansdonck, grenzend aan goed van Postel, en een beemd daar, grenzend aan goed van Postel en een openbaar water daar, geheten Die Aa, overgedragen aan meester Peter van Os ten behoeve van het huis van Postel onder genoemde voorwaarden.