Voor notaris Petrus van Oudenhoven verklaarde Libertus van Ravesteijn, provisor van de abdij van Postel, namens abt Gregorius, prior Milo van Boxmeer, supprior Norbertus Wildens, senior Fulgentius van Hees, Focaldus de Jongh, Petrus Posselius, Giardus Tielemans, Evermodus Wouters, Johannes van Dooren, Hendricus ab Oldensee en Norbertus van der Vliert, kloosterlingen van Postel, met instemming van heer Ignatius de Hest, abt van Floreffe als vaderabt, schuldig te zijn aan juffrouw Cornelia van Niel, weduwe van Carel le Hardii, inwoner van deze stad, 3000 karolusgulden tegen een rente van vier procent. Met als getuigen schepenen van 's-Hertogenbosch.