Lucas van Eyck, abt van Floreffe, en broeder Geerijt van Eycke, kanunnik aldaar en provisor en meester van het godshuis van Postel, oorkonden dat zij, aangezien hun heide en het gemeint van hun hof te Wezel (Wezeloe) bij Balen erg te lijden had onder verzanding, aan hun dienaar Peter Wouters van Balen in erfcijns uitgegeven hebben voor twee oude groten per jaar een stuk van de heide, erven en zandgronden buiten Balen aan de dijk van Rijsberge, waarlangs men naar Postel gaat, palende in het zuidoosten aan de erven en heide van Wezeloe en in het noordwesten aan de heide en het gemeint van Balen; wegens de jarenlange dienst door Peter verricht, staan zij hem en zijn vrouw Marie toe om levenslang heide en turf te halen op de heide en het gemeint van Wezel, zoals zij tot dusver gedaan hebben, en er hun schapen te weiden.