Philips, hertog van Brabant, oorkondt op verzoek van heer Jan Buyl, provisor van het godshuis van Postel, dat Aert Luijskens te Lierop de grote tiend van Lierop weigerde te betalen. Hij had van zijn veld 88 of 89 schoven of gasten in zijn schuur gebracht en had maar 7,5 gast op het veld laten liggen. Het godshuis staat in zijn recht en Aert wordt veroordeeld om twee derde delen van de procesposten te betalen. Gegeven te Brussel.
Filips van Bourgondië, hertog van Brabant, oorkondt dat Jan van Kessel, wonend te Someren, in zijn erfgoed te Vladeracken een watermolen heeft, waarop van oudsher gemalen werd zonder octrooi en zonder jaarcijns te betalen, waarna Goessen Heym, rentmeester van ’s-Hertogenbosch, met open brieven van de hertog beslag heeft gelegd op genoemde molen en Jan van Kessel heeft gedaagd voor de Raad van Brabant, maar dat Jan van Kessel in de Rekenkamer te Brussel zijn onwetendheid is komen bepleiten en voorgesteld heeft een jaarlijkse erfcijns te betalen voor het gebruik van de molen, en dat, na advies van de kanselier, raadslieden, de leden van de Rekenkamer en de raadslieden gecommitteerd tot de hertogelijke domeinen en financiën, met Jan van Kessel is overeengekomen dat deze aan de hertogelijke rentmeester van ’s-Hertogenbosch een boete van vier Rijnsgulden moet betalen en verder voor zijn octrooi elk jaar op 5 oktober een erfcijns van vier oude koningsgroten Tournois, met de molen als onderpand.
Schepenen van Bakel oorkonden dat heer Ariaen Tielens, priester en pastoor van Helmond, zich in het bezit gesteld heeft van een stuk land met een heideveld ten behoeve van een jaargetijde in Helmond, gelegen in Bakel ter plaatse geheten Milhes, wegens gebrek aan betaling van een erfpacht van 1 malder rogge uit dit onderpand, gevestigd op 20 februari 1463.
Schepenen van Waalwijk oorkonden dat Adriaen Janssen van Grevenbroeck geld aan hen in consignatie gegeven heeft in goud en zilver, een dubbele jacobus en een kruisdaalder in zilver als lossing krachtens het recht van vernadering, dat hij bezat als bloedverwant van Corstiaen Jan Lauwen, echtgenoot van zijn zuster Adriaentken Janssen van Grevenbroeck, tegenover Gysbert Franssen de Wolff die een stuk hooiland gekocht heeft van de voorschreven Corst Jan Lauwen. Hierna deed Gysbert Franssen er afstand van ten behoeve van Adriaen Janssen Grevenbroeck.
Schepenen van de voogdij van Mol oorkonden dat met instemming van heer Lambrecht Thozen, kanunnik van Postel, een lijweg over de Wouwerdijk te Mol-Sluis heel het jaar door mag gebruikt worden "tot hueren schoensten" door Niclaes Moerkens en zijn kinderen, Jan Thijs en zijn kinderen, Marie Peetten, Remeys Merten, Goeyvard Schavarts, Dingne Peeten, Peeter van Hul en Peter die Hoeve en hun nakomelingen, op voorwaarde dat zij de dijk onderhouden.
Schepenen van Oerle oorkonden dat Tielman Janssen, wonend te Wintelre, erkend heeft schuldig te zijn aan het godshuis van Postel een erfpacht van 2 mud rogge uit zijn huis en hof met toebehoren te Wintelre aan de openbare straat, uit een akker, geheten Den Biyaert, aan de straat, uit een akker, geheten Dat Hageven, met een zijde aan de openbare weg, en uit een heideveld, zoals het godshuis al geruime tijd bezeten heeft.
Schepenen van Eersel oorkonden dat Hillegondt, weduwe van Jan Keyser, overgedragen heeft aan heer Dyonys Celen, priester, religieus, nu residerende te Postel, ten behoeve van de vier religieuze priesters van het godshuis van Postel, nu en later in het godshuis van Postel residerende, de erfpacht van 2 mud rogge die haar beloofd is door Peter Broeckhuys soen uit land in Hoogeloon en uit een stuk land geheten Den Hillen Acker in Hoogeloon.
Schepenen van Waalwijk oorkonden dat Corstiaen Jan Lauwen, als echtgenoot van Adriaentken Janssen van Grevenbroeck, wonend in Roosendaal, overgedragen heeft aan Gijsbert Fransse de Wolff een stuk hooiland of wei in Waalwijk aan de Emmecovense Heule.
Lucas van Eyck, abt van Floreffe, en broeder Geerijt van Eycke, kanunnik aldaar en provisor en meester van het godshuis van Postel, oorkonden dat zij, aangezien hun heide en het gemeint van hun hof te Wezel (Wezeloe) bij Balen erg te lijden had onder verzanding, aan hun dienaar Peter Wouters van Balen in erfcijns uitgegeven hebben voor twee oude groten per jaar een stuk van de heide, erven en zandgronden buiten Balen aan de dijk van Rijsberge, waarlangs men naar Postel gaat, palende in het zuidoosten aan de erven en heide van Wezeloe en in het noordwesten aan de heide en het gemeint van Balen; wegens de jarenlange dienst door Peter verricht, staan zij hem en zijn vrouw Marie toe om levenslang heide en turf te halen op de heide en het gemeint van Wezel, zoals zij tot dusver gedaan hebben, en er hun schapen te weiden.
Joannes Keenens de Balen, geestelijke van het bisdom Luik en openbaar geadmitteerd keizerlijk notaris, oorkondt dat Wynant vanden Perlinck, zoon van Andries vanden Perlinck, inwoner van Balen, zijn testament maakt, waarbij hij zijn roerende goederen legateert aan zijn tante Cristina vanden Perlinck, alsook het levenslang vruchtgebruik van zijn onroerende goederen.