Karel, hertog van Brabant, verklaart aan de eerste deurwaarder van de Raad van Brabant dat het godshuis van Postel sinds mensenheugenis in bezit is van de gemeint Elmpt in Bladel en Ghenekensfoirt en vandaar langs een 'grachtken' tot aan de paal van Eersel noordwaarts en van daar tot aan de gemeint van het godshuis van Tongerlo onder Hapert, ook noordwaarts, en van daar tot aan de gemeint van Bladel westwaarts, en van daar verder tot aan het genoemde Ghenekensfoirt. Ze bestaat deels uit hei, deels uit groes en deels uit moer. Het godshuis verhuurt de hei en de groes en won vroeger turf voor de verkoop. De heemraden van Eersel hebben delen uitgegeven hetgeen kan leiden tot schade, zoals ze dat daar al eerder gedaan hebben met een vijver, waarover ook een proces loopt. De deurwaarder dient bij oppositie hiertegen van die van Eersel hen voor de raad te dagen. Gedaan in Brussel.