Schepenen van Oerle oorkonden dat broeder Henric van Eyck, religieus en profes van het godshuis van Floreffe, als meester en provisor van het huis van Postel, krachtens ruil met Peter Jan Sweders soen, anders geheten Roefs, overgedragen heeft aan hem een stuk beemd, geheten Dat Monickguet, in Sinte Lambrechts Blaerthem, op voorwaarde dat Peter er een erfcijns uit betaalt aan het godshuis van Postel. Peter draagt vervolgens over aan broeder Henric twee stukken beemd, waarvan een in Zonderwijc, grenzend aan goed van Goyvart Wilneren(?), persoon te Veldhoven, de Dommel en de gemeint, en het ander in Sinte Lambrechs Blaerthem aan de Dommel.