Schepenen van Someren oorkonden dat Wouter Joost Wouterssoen en Willem Jan Brantssen, hun medeschepenen, gedaagd door Frans Schoncks Michielssoen, vorster te Someren, op verzoek van de voogden van de vier onmondigen kinderen van Jan Denen zijn vrouw Anne, verklaren dat het huis waarin Jan en Anna gestorven zijn in verval is en de lasten erop nauwelijks betaald kunnen worden, zodat het raadzaam is het te verkopen.