Archieven

6 In de naam van de heer Amen. Vandaag 26 juli 1709 verscheen voor mij Cornelis Wittebol, notaris residerend te Boxtel, Maria Janssen Kuijpers, weduwe van Hendrick van de Brant, wonend te Vught ter plaatse genoemd aan de Vlaschmeer, gezond van lijf en leden en in het bezit van haar verstand en geheugen. Ze beseft de broosheid van het menselijk bestaan en wil voor haar overlijden eerst over haar tijdelijk bezit hebben beschikt. Ze beveelt haar ziel zodra is komen te overlijden aan bij de barmhartige God en wil een eerlijke christelijke begrafenis. Ze vermaakt vooraf aan haar oudste zoon Jan omdat die een gebrek aan zijn arm heeft, haar beste paard met alle tuig en haar hoogkar met beslag ofwel voor het beste paard 30 gulden in geld. Verder verklaart ze dat Adriaen Arien Sterck die is gehuwd me haar dochter Willemijna en Aert Antonissen Vissers die is getrouwd met haar dochter Adriaentie, als uitzet in meubels en in *vliegende have en gerede effecten* de waarde van 100 gulden hebben gehad en ze wil dat haar huidige ongetrouwde kinderen zijnde 5 in getal, allen evenveel als uitzet hebben, uit haar meest courrante bezit etc. te betalen, alles voordat er tot deling wordt overgegaan. Al haar verdere bezit gaat naar haar kinderen, hoofdelijk te delen. Als voogden over haar minderjarige kinderen benoemt ze Jan Hendrics van Eijndoven oud-schepen en borgemeester van de dingbank Vught, zijnde haar aangetrouwde neef , namens de familie van de testatrice (er staat aan haar zijde) en verder Hendrick Janssen Rijckers, neef van de kinderen van de kant van hun vader (er staat van *haar* vader, maar dat lijkt me onjuist). Ze geeft deze voogden de bevoegdheid om haaar na te laten bezit te aanvaarden en het zo goed mogelijk te beheren. Bij overlijden van een van de voogden, of bij onwil of onbekwaamheid, mag er een andere voogd worden benoemd met de zelfde bevoegdheden tot de tijd dat het kind 25 jaar is geworden of is komen ter huwen.