Archieven

18 Rekest van Jan Willem van Nouhuys stadhouder van de kwartierschout van Peelland inhoudende dat haar Ho: Mo: in hun reglement op de politieke reformatie van 1 april 1660 hadden gelieven vast te stellen ‘in het aanstellen van schepenen tienmannen agtmannen of vyfmannen sullen altyt gepraefereert worden de Brabanders of genaturaliseerden, de gequalificeerden en meest geërfden en onder deese die van de gereformeerde religie voor alle anderen en alwaar gewen genoegsaame stoffe is, sullen mogen gekoosen en geëmployeert worden de onparthydigste en geschiktste pausgesinden nevens de luiden van de gereformeerde religie, onder welke ook gekooren sullen mogen worden die geenen, die eerlyk zyn en van discretie, al is het dat sy met haare handen of eerlyke ambagten de kost moeten winnen, mits dat sy daar buurvast , jaar en dag gewoond hebben en blyven woonen, het zy dat sy ingebooren zyn of niet’; dat een zekere Jacobus Groeneveld wonende te Schijndel zich bij de suppliant had vervoegd aldaar tot schepen te worden aangesteld en de stadhouder had zich laten informeren of deze persoon van de gereformeerde religie was, en hij bleek niet gegoed en geërfd te zijn, geen kostwinning te hebben en alleen maar oppasser van de jacht te Schijndel te zijn, maar ook dat zijn vader aldaar dienaar en bedeljager was, zoals blijkt uit het declaratoir van de president en schepenen van Schijndel en de stadhouder vraagt zich af hoe hij zich in deze kwestie moet gedragen; een kopie wordt doorgestuurd naar de Haagse heren belast met de Meierijse zaken. [misschien is Groenewalt bedoeld?].