Archieven

114 Rapport n.a.v. een rekest van de heemraden en ingelanden van ROSMALEN, NULAND en ORTHEN genaamd ‘de polder van der Eijghen’ in totaal zo’n 3000 morgen land, de heemraden en ingelanden van EMPEL en MEERWIJK over de 1000 morgen land, met een verzoek om het verleende octrooi aan de ingelanden van MAREN, ALEM en KESSEL van de polder van het ‘Leegh Hemael’ van 24 december 1639 in te trekken. Volgens dat octrooi hadden die immers het recht om op het land van de andere partij te graven en duikers aan te leggen. Men verzoekt die van Maren e.o. te ordonneren die duikers af te breken en alle ontstane gaten weer te vullen en te stoppen en aan de supplianten de schade te vergoeden die ze jarenlang hiervan hebben ondervonden. Het water zou men moeten kunnen lossen op de Dieze.