Archieven

118 Missive van de kwartierschout van Peelland W. van Haren geschreven te Sint Oedenrode op de 21e oktober geadresseerd aan griffier Fagel en daarnaast stuurt ij op een missive van stadhouder Ekringa welke inhield, dat aan hem stadhouder door een der ingezetenen van het dorp Lierop nl. Pieter Verberne , onlangs zijn geopenbaard geworden, dat er een aanzienlijke som penningen door de vorige regenten van Lierop waren ontvangen voortspruitende uit nieuw verkochte erven alsmede wegens hout en turf of zgn. heivlaggen zonder dat de regenten daartoe octrooi hadden ontvangen van hogerhand en zonder dat die penningen ooit in rekening zijn gebracht en verantwoord; daarop is de stadhouder naar Lierop gegaan op de 26e en heeft aldaar de zeven schepenen ontboden in de parochiekerk en aldaar ter plaatse heeft laten openen twee kisten of zgn. dorpskommen, de ene in de ingang van het choor van de kerk en de andere op de benedenverdieping van de toren; in de eerste werd niets gevonden maar in de kist beneden in de toren werd een dichtgebonden zak aangetroffen waarin 20 pakjes permissieschellingen waren gebundeld, ieder pakje van 20 werp van vieren zijnde en dus tezamen 400 werp ter waarde van ongeveer 440 Hollandse guldens; dat het onmiddellijk daarna gebeurde dat de weduwe van de oud-president Van den Boomen, toentertijd present zijnde, aan hem een kwitantie vertoonde waarbij drie van de tegenwoordige schepenen van dezelfde weduwe bekenden ontvangen te hebben op de 7e oktober 1754 een som van 400 gl. bekennende genoemde weduwe ook nog dat onder haar nog 500 Hollandse gulden berusten welke zij presenterende ten allen tijde te willen betalen aan de tegenwoordige schepen, wordende in die kwitantie melding gemaakt, dat de penningen waren opgekomen uit zonder octrooi verkochte nieuwe erven en van verkocht hout en turf;