392.53 Index schepenprotocol Boxtel (392.53)
407 Marcelis natuurlijke zoon van Marcelis Meijnsen en zijn zoon Scelken dragen aan Gerit van de Braken en aan diens zoon Aert hun goed over te Lucel en wel voor 4 jaar lang maar niet langer. Gerit en Art zullen dit bezit inzaaien en bewerken, zonder kosten voor Marcelis. De pacht bedraagt jaarlijks 7 Gelreschse guldens die men Stramproetsche guldens noemt, steeds te betalen op Maria Lichtmisdag. Het vlas dat Gerit en diens zoon op het percelen zullen telen, zal ook voor de helft van de verpachters zijn en moet in Gemonde worden geleverd om daar te kunnen hekelen. Daarvoor zullen Gerit en Aert jaarlijks aan de gezworenene van Oisterwijk 4 oude groten betalen op St. Thomasdag. Verder zullen Gerit en diens zoon in deze 4 jaar alle sloten op het perceel verbreden of uitgraven. Nog zullen ze jaarlijks 4 vijmen dakstro leveren en wel op het bezit te leveren. Alle fruit dat daar groeit is ook voor de helft van de verpachters behalve de peren van een bepaalde perenboom die zullen voor Marcelis zijn. Verder zullem de pachters als ze willen op het Huijsvenne daar een roede turf mogen steken zonder bezwaar van Marcelis of zijn zoon, verder mogen ze elk jaar een halve roede turf naar Den Bosch brengen zonder bezwaar van Marcelis, maar de andere turf mogen ze alleen met goedkeuring van Marcelis naar Den Bosch brengen. Alle vee dat men op de hoeve zal houden is half voor de pachter en half voor de verpachter, behalve wat betreft de hoenderen. De pacht gaat in op Pinksteravond 1397. Verder zal Gerit het huis op het bezit goed moeten onderhouden. Gerit en zijn zoon beloven alles zo na te komen. Datum op St. Servaasdag (waarschijnlijk 1398, een jaar later ingeschreven), getuigen Jan Andriessen en Jan van Lucel.
Persoon in schepenakte:
Gerit van de Braken
Jan van Lucel
Marcelis Meijnsen
Jan Andriessen
Datering:
00-00-1398
Pagina:
8-12 (35-r)
Soort akte:
Verhuur
Plaats:
Boxtel
Toegangsnummer:
392
Inventarisnummer:
Bron:
Schepenbanken
Geografische namen: