Archieven

292 Genoemde Willem (van de Voert) belooft dat hij vanaf nu Mechteld van Son, zolang ze leeft, haar in de kost zal nemen, wat betreft eten en drinken, kleren en in alles wat ze verder nodig heeft, waartoe genoemde Engbrecht Jan Engbrechts (uit de vorige akte) was gehouden voor diens gedeelte daarbij en voor niet meer dan dat. Als onderpand stelt hij daarvoor de helft van het bezit uit de vorige akte en hij belooft die helft in goede staat te houden voor die verplichting van het levensonderhoud. Als men daarin het tegendeel constateert mag Machteld het gehele bezit terugnemen dat Jan en Engbrecht (Engbrechts) eerder aan Willem hebben verkocht gehad en dan heeft Willem daarin al zijn bezit verloren. Getuigen Dirck Visser en Henrick van de Zande, datum 15 januari (1498).