Archieven

112 In de naam van de Heer amen. Vandaag 14 februari 1643 verscheen voor mij notaris en getuigen Jan Hermans van Luijck en diens tegenwoordige vrouw Lambertien dochter van Teunis Lamberts, welke Jan ziek in bed ligt maar beiden in het bezit van hun verstand en geheugen. Ze beseffen de broosheid van het menselijk leven, de zekerheid van de dood en de onzekerheid van de tijd waarop en willen daarom eerst hun testament opmaken en willen dat het als zodanig wordt nagekomen ook al zou het op sommige punten strijdig zijn met ander recht. De testateurs bevelen hun ziel zodra ze zijn komen te overlijden aan bij de almachtige God en willen hun lichaam in gewijde grond te worden begraven. Voor eventueel onrechtvaardig verkregen bezit vermaken ze aan de kerk van Den Dungen 10 stuivers eens en aan de H. Geest van Den Dungen ook 10 stuivers. Verder vermaken ze elkaar over en weer aan de langstlevende van hen beiden al hun roerend en onroerend bezit, dat de langstlevende zolang die leeft mag gebruiken zonder bezwaar van iemand. Verder geven ze elkaar over en weer de volmacht om hun bezit te mogen bezwaren voor de som van 200 gulden eens tegen een rente, waarmee de langstlevende hun schulden moet betalen of in tijd van nood mag gebruiken. Verder willen ze dat de langstlevende van hen beiden zolang het minderjarige kind van Hendrick Janssen dat bij hen woont, in de kost wordt onderhouden totdat het zelf de kost kan verdienen. Als ze beiden eerder komen te overlijden voordat het kind voor zichzelf kan zorgen, krijgt het kind de inkomsten en rente van een kapitaal van 600 gulden en met dat geld zal men dat kind uitbesteden totdat het bekwaam is en als het zelf de kost kan verdienen versterft deze 600 gulden op de erfgenamen waarvan het afkomstig is. Verder willen ze dat alle bezit dat ze samen in hun huwelijk hebben verworven of gekocht, in twee helften wordt gedeeld. Verder willen ze dat hun vrienden uit Loon en uit Sprang die ze hebben uitgekocht,