Archieven

304 Vandaag 1 juni 1685 verscheen voor mij notaris en getuigen Antonis Thonissen Capiteijns ter ener zijde en Hilleken Janssen van Griensven als weduwe en vruchtgebruikster van het bezit van wijlen Jan Gerrit Capiteijns, geassisteeerd door Claes Janssen van Griensven als oom van haar kinderen verwekt bij Jan Gerrit Capiteijns, allen wonend in Den Dungen, ter andere zijde en hebben verklaard onderling de volgende boedeldeling te hebben gemaakt. Het betreft een perceel onder St. Michielsgestel ter plaatse geoemd het Bellembroeck, zoals hun vader c.q. grootvader had gekocht volgens de schepenbrief van Den Bosch. De comparanten verklaren dat ze dat perceel nu samen gebruiken en onverdeeld hebben gelaten, omdat het moeilijk te delen was in verband met overpad. Om alle kwesties daarover te vermijden hebben ze het veld door een gezworen landmeter laten opmeten en het is door een sloot of greppel gesplitst geworden. Het ene gedeelte is ca. 2 morgens en 10 roedes groot, belendend Maijlken weduwe van Dierck Dielissen en meer anderen, Metje weduwe van Jan Jan Rutten van Griensven, Willem Janssen van Griensven, de kinderen van Jan Gerrit Capiteijns, verder de Donckse steegde, waarover men uitgang heeft. Hieruit de helft van de gebuurchijns te betalen van 23 stuivers 4 oenningen per jaar aan de heer van Oud-Herlaer op St. Michielsdag, nog de helft van een gewinchijns van 3 stuivers en 2 penningen per jaar aan de heer van Oud Herlaer op St. Michielsdag. Dit deel moet de helft van het hek onderhouden aan de Donckse steegde en is toegewezen aan Anthonis Thonissen Capiteijns. De andere helft is belendend aan Jan Janssen Rutten van Griensven, Claes Janssen van Griensven, Antonis Thonissen Capiteijns. Hieruit jaarlijks de gebuurchijns te betalen van 23 stuivers 4 penningen aan de heer van Oud-Herlaer op St. Michielsdag, nog de helft van een gewinchijns van 3 stuivers en 2 penningen per jaar aan de heer van Oud Herlaer op St. Michielsdag.