Archieven

364 Jacob Handrickx opt Hoogh borgemeester te Den Dungen, Peter Adriaens oud-kerkmeester, Gerit Jacobs van Grinsven oud-Heilige Geestmeester, Denis Lamberts allen inwoners van Den Dungen onder vrijdom van ’s-Hertogenbosch met verklaring ten behoeve van Jan Geritssen molder dat Gerit Janssen en nu Jan Geritssen zijn zoon alhier in Den Dungen de windmolen van Hare Furstelijck Gen: de Princesse van Hoochsolre wel 40 jaren hebben bemalen en de genoemde windmolen ten tijde van oorlog via sauvegardes giften en grote schenkingen altijd wel en “getrouwelijck” hebben bewaard en verzorgd, zodat de naburen van Den Dungen met hun dienst gerief en getrouwigheid zowel ten tijde van hoog water als anderszins altijd hebben “aengelockt ende verobligeert” zodanig dat de naburen hierdoor en door de menigvuldige diensten zich verbonden voelende en vindende en gewoon zijn hun koren bij genoemde requiranten te moeten brengen, hoewel nochtans de naburen een andere molen genoemd ’t Cleijnmoleken onder hun district hebben en indien een vreemde mulder op genoemde molen van de Prinses van Hoogzolleren kwam malen daar de inwoners van Den Dungen niet en gehouden waren, zijn deze attestanten uit het verklaren van de gezamenlijke naburen van Den Dungen wel verzekerd dat zij hun koren op het genoemde Cleijnmoleken int midden van Den Dungen te zullen brengen dat ook de mulder van het genoemde Cleijn Moleken reeds aanneemt met de molenkar rond te rijden en het koren ten huize van de naburen te halen en na het malen weer thuis te brengen, op die manier dat het gemaal van de windmolen van de Princesse van Hooghsolre tot nu toe eigenlijk afhankelijk is geweest van de gunst en goodwill die de naburen aan genoemde mulders requiranten en “in cas van ongunster oft dattereen vremde molder waere seer luttel weirdich soude wesen”. Getuigen: Jan Jan Roeloffs van den Dungen en Joost Arien Huijbers.