Archieven

376 Mechtelt weduwe van Cornelis Adriaens van der Oort, vroedvrouw (68), wonend te Gemonde onder Sint Michielsgestel; Sijken vrouw van Aerdt Jacobs van Groenendael en Jenneken vrouw van Everdt Handrickx de Bever, beiden te Sint Michielsgestel met een verklaring t.b.v. Jacob Jorissen, waarbij Mechtelt verklaart, dat ze donderdag jl. zijnde 5-4, is gehaald en geweest bij Meriken, een ongehuwde dochter van Jacob Jorissen “sieck sijnde van kijnde” en ze verklaart, dat zij toen genoemde Meriken “in hare uijtterste barensnoodt soo extreme sieck sijnde, dat sij die met hulpe van de mede-attestanten voor doodt op het bedde hadde gedragen ende wederom tot haer verstandt gecomen sijnde, dat sij haer kindt soude vaderen gelijck een vroedvrouwe in sulcken gelegentheijt behoort, haer met duijdelijcke woorden ter presentie van de mede-attestanten als getuigen affvraegende: “Meriken, wie is de vader van dit kindt”, waarop Meriken antwoordde: “Dirck Peters”; voorts verklaart Mechtelt, dat ze aan Meriken heeft gevraegd “off sij daer bij begeerde te leven ende sterven”, waarop Meriken zei: “Och jae, ick…….., waarop Mechtelt tegen Sijken en Jenneken zei, dat ze dit goed moesten onthouden—de beide andere attestanten bevestigen de verklaring van Mechtelt. Getuigen: Aerdt Jacobs van Groenendael en Jacob Arien Jacobs; de vroedvrouw tekent als Mechtelt Cornelissen.