Archieven

645 Jacop Haenen en Jan van Kessel tuigen dat de erfeste en vrome Floris van Gaelen heeft bekent en bekent mit desen, dat hij gequeten en voldaan is van een sekere brief gevest vuijter den huijse en toebehoorende den jongen Willem Daemss, inhaldende en begrijpende van 6 malder rogge tjaars, voirts sekerende en geloevende mits desen den originalen brief van de voorschreven seste malder rogge in handen van de voorschreven Willem Daemss te leveren, alsoe dat Willem voorschreven of zijn erven in gebreck sijnre daarvan gheene schade of hinder meer aff en sall overcomen, maar sal mit desen deselven brief geheelijcken sijn geloeft ende gequeeten, oft in gebreke van dien, soe wes schade, hinder of interest de voorschreven Willem of zijn erven in toekomende tijden van deze brief mocht overgaan, zo heeft de voorschreven Floris mit desen geloeft alzulke schade of hinder dat Willem voorschreven of zijn erven aan hem en aan al zijn goederen zal mogen verhalen en daar af te vrijen en schadeloos te halden, doch soe de voorschreven Floris de voorschreven brief nu ter tijt nyet en can becomen, soe heeft hij geloeft denselven brief Willem voorschreven in handen te leveren soe haest als sijn swager Henrick van Bronckhorst tot Grave comen sal wesen, mits conditien soe wanneer desen brief voorgenoemd Willem voorschreven verhantreijckt sal sijn, sal alsdan dit schepenschijn (van scheine= brief) en Willems verwin op Gerit van Perwes gewonnen en verleent, doot en te nyet gedaan worden, nyettemin soe lange sijn volcomen cracht halden en effecturen alsnu. Allet sonder argelist. (zie ook scan 389).