Archieven

31 Wij Henrick Bungeler en Gijben Gorissen schepenen tuigen dat jonker Hans Willem van Randwijck, kapitein over een compagnie voetknechten ………….(doorhalingen) de prince van Orangien, bij appostille in ’s-Gravenhage verleent den 27 aprilis 1623, denselve rentmeester diende als haren geïndimneerte heeft te betalen aan de kinderen en erfgenamen van Jan ……. Elisabeth ende Francoiske van [Spa*rebode?] als erfgenamen van wijlen Johan van [Spanrebode]haren oom , de somme van 475 carolusguldens en ………. , tersaeke van een jaarlijkse rente van 75 carolusgulden, [gehijpoticeert op de domeijnen der stad Grave en het Land van Cuijk belangende jaarlicx vuijtens de verpondinge, afgetrocken 35 carolusguldens 12 stuivers en 1 oort, verschijnen ijeder de 25e juli 1615 totten 15 juli 1622, sijnde 7 jaren, mitsgaders in de betalinghe vandijen jaerlicx te continueren, mits de bij hem rentmeester dijen aengaende gheene betaelinge en sal worden ghedaan voor ende alleer hem overgegeven sijn acte van indemniteit van alle namaninghe. Soo ist dat de voorschreven Jonker Hans Willem van Randwijck hem heeft geconstitueert ende gestelt, constitueert en stelt bij deser als borge ende cautionaris voor alle naemaninge ende swaerichheden die op de voorschreven rente zouden mogen t’eenige tijt gedaen worden, daarvorens verbindende zijn persoon en goederen, deselve tot sijne eijnde subiet makende alle heren, hoven en gerichten, [renuncierende] van alle beneficien ende exempten tot cautiorum.