Archieven

46 A. van Bommel, richter in Bommel ondervraagd de burger Jan van Kessel: op eerste vraag antwoordt deponent te heten Jan van Kessel, oud omtrent 52 jaar, geboren lid van de municipaliteit en herbergier te Kessel; op de vraag of hij Jan van Mierlo den ouden en Jan van Mierlo de jongen kent antwoord hij bevestigend; of op Pinkstermaandag 1792 bij hem ’s-avonds de glazen zijn ingeslagen geeft hij te kennen niet te weten welk jaar, maar dat de rest klopt; dat de glazen bij hem zijn ingeslagen door de jonge Jan van Mierlo en persoon genaamd Gerrit de voorknecht bij Jan van Herpen op het fort Sint Andries en dat die persoon thans is overleden; op de vraag wie bij hem op dat moment in huis waren, geeft hij te kennen Johannes Huurmans, wonend te Kessel-Cornelis de Weert, wonend te Orthen bij ’s-Hertogenbosch en anderen waarvan hij de namen momenteel niet te binnen schieten; op de vraag hoeveel ruiten zijn ingeslagen antwoordt hij 8 of meer ruiten; gemelde personen hebben tijdens het inslaan van de ruiten hem uitgescholden en geroepen: “komt er maar uit” of iets dergelijks; zij zijn niet bij hem binnen gekomen en weg gegaan zijn zonder dat hij weet waar naar toe ze zich hebben begeven. Op de vraag wat hem nog meer bekend is, antwoord hij dat voor het inslaan van de ruiten, zij wel binnen zijn geweest bij hem, ruzie gezocht hebben, maar hem daar verder niets van bekend is; op de vraag of hij omtrent nieuwjaar 1795te Maren is geweest bij Aaldert van Suijlecom, herbergier te Maren antwoord hij bevestigend, allen niet de juiste dag te weten en zich kan herinneren dat de vrouw van Aaldert van Suijlecom en Antonij van Ingen, wonend te Maren; hij verklaart gekaart te hebben en glas bier gedronken en dat in de avondstond de oude en jonge van Mierlo beiden zijn binnen gekomen;