Archieven

325 Cornelis van Orten als man en momboir van Jacomijna Willem Hendrix driehonderd eenentwintig gulden en negen stuivers spruitende enige deling van 16-4-1714 en op percelen van Hendrik Goorts van den Broeck weduwe uxoris aangekomen en de voornoemde C. van Orte vrouwe quo supra aangewonnen bij deling als mede opgevolgde transporten. Dirck zoon van Willem Hendrix, Hendrik Claessen als momboir van Jan Willem Hendrix tweeënveertig gulden zijnde twee zevende parten in honderdvijftig gulden spruitende uit voornoemde deling. Joannes en Willem kinderen van Peter Jan Teunis Tibos, Jan Verbrugge als man en momboir van Jenneken, Geerit Martens als man en momboir van Catarina ook kinderen van Peter Jan Teunis. Allen erfgenamen van Jenneken Jan Teunis Tibos en zich sterk makend voor broer een som van honderd gulden volgens schepenschuldbrief van 16 april 1713. Jonkheer Alexander Webster als man en voogd van Johanna Bell met een schepenschuldbrief van 15 april 1717 van tweehonderd gulden. Goort van Dooren een som van honderd gulden op een der verkochte panden blijkende bij transport van elf februari 1719 gepasseerd bij Willem Jan Tomassen. Hendrik Tomassen van den Boogaert als last en procuratie hebbend van Johan Wolffswinckel voor notaris Theodorus van Asten gepasseerd 19 december 1720 met een schepen schuldbrief van ’s-Hertogenbosch 28 juni 1719 voor de som van tweehonderd gulden. Elias Hendricx van de Laarschot honderd gulden zijnde een schepenschuldbrief van 29 juni 1720. Voorschreven comparanten zijn pandcrediteuren van Hendrick Goorts van den Broeck welke bekennen dat Gerardus de Jong secretaris van dit dorp als last en procuratie hebbend van Hendrik Goorts van den Broeck om zijn vaste goederen te verkopen de penningen aan ons heeft voldaan en afgelost.