Archieven

116 Voor schepenen en substituut-secretaris van Vechel verschenen Jan Rovers van den Groenendael, 'onsen mede schepen, sieck te bedde liggende' en zijn vrouw Heijlken Arien Hendrickx, 'gesont van lighaeme'. Ze legateren aan hun drie dochters Ariaentien, Heijlken en Agneesken 'alle de erfgoederen van gronden die onder het leengoet niet begrepen sijn, naer haerder beijder doot gedeijlt te werden, ende dat in konsideratie dat Rover Jan Rovers, haeren outsten soon voor af treckt de leengoederen, en om die reden in de andere goederen voor verhaelt niet deijlen sal, mits dat den gemelten Rover oock mede naer de doot ende aflijvicheijt van de testateuren sal gehouden wesen door wethouderen ofte naeste vrinden te doen waerderen het voorschreven leengoet, 't welck dan beter en in meerder wardie bevonden mogte werden als de goederen die bij de voorschreven drie dogters te deel sullen vallen te suppeleeren ende vergoeden van gelijcke. Sal de beterschap van de voorschreven drie dogters die ider hooft voor hooft mogte bevonden werden, dat de selve haer erfdeel in alle de goederen niet leenroerig sijnde, ende beter waere als Rover sijn leengoet, dat selve sullen sij oock aen gemelte Rover moeten suppeleren ende vergoeden, daer onder begreepen alle de renten, obligatien die bebrieft sijn, sullen mede comen aen ende ten behoeven van de drie dogters voornoemt, die mede egaal bij haer erfgoet te hebben ende te deelen onder haer drie, daer mede de beterschap ofte meerder wardie tegens het leengoet mede als dan goet gedaen moeten werden aen Rovers, mits dat den voorschreven Rover niet en sal hebben ofte genieten in de erfgoederen die de voornoemde drie dogters hebben sullen.