Archieven

35 Schepenen van Veghel hebben op verzoek van het hoog officie "doen visiteren door innocentius Egidius Bernuli en Theodorus Vos, chirurgyns soo alhier als tot Schijndel respective, het doot loghaem van Gijsbert Jansse Kivits, in zyn leven gewoont hebbende by des selfs stieffvader Bartel van den Heuvel, molder op de Coevering, leggende ten huijse van Lambert Donckers, herbergier ende inwoonder alhier Over de Brugge, ende verklaren de geseyde chirurgijns aan het selve lighaam bevonden te hebben eenen steek aan de linkerzijde regt onder de korte ribben gaende in de holligheijt door en door de fynen darm ende voorts penetrerende tot in den rug strang, waar door notoir de doot is veroorsaakt."

36 Vor schepenen in Veghel verschenen Arnoldus Hendrix van der Asdonk, oud ongeveer 23 jaren, Jan Tonij Voets, oud ongeveer 40 jaren, en Hendrik Hendrix van der Heijden, oud ongeveer 25 jaren, "alle luyden van eere en inwoonderen alhier", om op verzoek van het hoog officie een verklaring af te leggen. De eerste deponent verklaart "dat hij op dijnsdag den derden dese loopende maant ont(rent) neegen uuren in den avont is comen gaan Over de Brugge, digt bij de huijsinge van Lambert Doncquers, alwaar met de bloote messe vegtende waren Gijsbert Jans Kivits en seeckeren Eijmbert Tonij Smits. Dat den selven Eijmbert aen voors(creven) Gijsbert eenen steeck toebragt, waar op hij hem omdraeijde dese woorden hoorde spreecken: "Nu steeckt mij den donder, nu ik hem mijn handt van vrientschap toe reijcke." Dat verders den selven Eijmbert daer op de vlugt nam. De tweede en derde deponenten verclaren dat zij tijde voors(creven) waren aent huijs van Lambert Doncquers voors(creven), en aldaar gesien dat Gysbert Jan Kivits voors(creven) neffens zijn vrou uyt den huijs gingen, ende dat daer op volgde Eijmbert Tony Smits. Dat den selven Eijmbert bij haer comende, eenige woorden uijtsprack, dog niet te weeten wat. Ende verders gesien dat Eijmbert zijn mesch uijt trock en hem attaqueerde. Dat opgem(elde) Gijsbert sich defendeerde en een moment daar na bevonden dat voors(creven) Gijsbert in syne buijck gequetst was, en hij Eijmbert de vlugt nam."

37 Schepenen in Veghel verklaren "dat wij op gisteren tegen den avont ons hebben begeven in den gehugte alhier genaamt D’ Eerd,ende aldaar in den sloot met water loopende langs de woonhuijsinge van Jan Tonis voors(creven) hebben vinden leggen het doot lighaamtje van Joannes, soone Jan Tonis Voets voors(creven), out ont(rent) drije jaren. En welck lighaamtje wij ter instantie vant hoog officie der stadt ende meijerije van S’ Bosch hebben doen visiteeren door m(eeste)r Theodorus Vos, chirurgijn deese plaatse, waer aen geene de minste quetsure, blauwe placken off eenige contusie hebben gevonden dan alleen opgeswollen en geheel dick vant water, en alsoo naar alle waarscheijnelijckhyt int selve water verdronken."

38 Schepenen van Veghel verklaren "dat wij op heden dato onderges(creven) ont(rent) vyff uuren nademiddag ons hebben begeven in den gehugte alhier gen(aam)t aen den Doorenhoeck, ende aldaer tegens over de huijsinge van Jan Willem Panhuijsen in seeckere sloot met en int water vinden leggen het dood lighaamtje van Joannes, soone Jan Willem Panhuijsen voornoemt, out ont(rent) vierdalff jaar, en welck lighaamtje wij ter instantie vant hoog officie der stadt en meijerij vanS’ Bosch hebben doen visiteeren door m(eetse)r Theodorus Vos, chirurgijn alhier, waar aan geene de minste quetsure, blauwe placken off eenige contusie hebben bevonden dan alleen geheel opgeswollen vant water, ende alsoo notoir in de bovengemelte sloot met water verdroncken."