Archieven

8 Voor mij Cornelis Wittebol, notaris residerend te Boxtel verscheen Willem van den Broeck, oud-schepen en borgemeester voor Boxtel en Freijs Hendricx van de Ven. Genoemde Willem verhuurt aan Freijs diens hoeve en landerijen gelegen te Oisterwijk ter plaatse genoemd Balsfoort, zoalas thans al door de huurder wordt gebruikt. De huur loopt voor 8 achtereenvolgende jaren en elk der partijen kan de huur halverwege eindigen, mits men elkaar dat voor Kerstmis zal opzeggen. De huur voor de hooibeemden gaat in per half maart, de driessen en het huis met de weilanden op mei-avond, het teulland per oogsttijd stoppelbloot, alles ingaande het jaar 1707 en zo na afloop ook weer na te laten. De huur is jaarlijks 54 gulden in geld als voorlijf, verder jaarlijks 2 mud rogge, 5 zakken boekweit, 50 pond boter, 50 potten room, 100 verse eiere, 8 vijmen gewogen dakstroo. Het voorlijf steeds te betalen op St. Martensdag of Kerstmis, de boekweit in de oogsttijd, de rogge met Lichtmis, de boter, room en eieren al naar aanduiding van de verhuurder. Het dakstro jaarlijks volgens huurrecht op het huis te laten leggen. Verder moet de huurder het huis behoorlijk onderhouden. Nog moet de huruder jaarlijks de dorpslasten en verpondingen betalen die aan de verpachter zullen worden opgelegd. De pachter mag geen hout kappen, of heggen snoeien, maar mag alleen het schaarhout gebruiken zowel te Oisterwijk als te Oirschot staande en mag de geknotte willigen ouder dan 5 jaar kappen. Er mag geen schade door vee aan het hout worden aangebracht. De pachter mag niet vlaggen of turfsteken op het veld te Boxtel of eikenbomen kappen aldaar. De pachter moet ook jaralijks de sloten uitgraven . Verder zal de pachter jaarlijks een beest houden voor de melk van de verpachter. De verpachter krijgt de helft van alle fruit en houdt ook de opkamer in het huis. Actum in Boxtel, 12 december 1706 in aanwezigheid van Adriaan van Heeswijk, meester- molenaar te Boxtel en Wilhelmus Schellekens, poorters van de stad Den Bosch.