Traiecti, in domo magistri Johannis van Leyenberch infra emunitatem ecclesie S. Petri.
Notaris Gerardus Heerman, clericus van Traiectum, instrumenteert, datheer Heinricus Lubbertuszn, proost van Meersberch en monnik van Berna, voor hem en voor meester Johannes van Leyenberch, kanunnik en groot-camenier [kameraar] van S. Petrus in Traiectum, verklaart verplicht te zijn aan deken en kapittel van S. Petrus van Traiectum op het feest van S. Petrus ad Cathedram (22 febr.) een cijns van 7 schelling-utrechts uit de tiende van Rumelaer bij Meersberch, die hij namens het klooster van Berne van deken en kapittel in pacht heeft; waarbij hij 24 plak-dordrechts overreikt aan meester Johannes voorn. en hem aldus toespreekt (in letterlijke en volledige vertaling): "Meester Johannes, ik geeft U dit geld op deze termijn-datum van St. Pieter uit de tiende van de Rumelaer, en ik vraag U dit geld aan te nemen voor deken en kapittel van de St. Pieterskerk van Utrecht; en ik verk[l]aar, dat, wanneer er iets overblijft, ik dit graag wil terughebben, en als er iets tekort is, dat ik dan bereid ben, dit aan te vullen tot het volle bedrag"; waarna meester Johannes de geldsom heeft aanvaard.
Traiecti, in domo magistri Johannis van Leyenberch infra emunitatem ecclesie S. Petri.
Notaris Gerardus Heerman, clericus van Traiectum, instrumenteert, datheer Heinricus Lubbertuszn, proost van Meersberch en monnik van Berna, voor hem en voor meester Johannes van Leyenberch, kanunnik en groot-camenier [kameraar] van S. Petrus in Traiectum, verklaart verplicht te zijn aan deken en kapittel van S. Petrus van Traiectum op het feest van S. Petrus ad Cathedram (22 febr.) een cijns van 7 schelling-utrechts uit de tiende van Rumelaer bij Meersberch, die hij namens het klooster van Berne van deken en kapittel in pacht heeft; waarbij hij 24 plak-dordrechts overreikt aan meester Johannes voorn. en hem aldus toespreekt (in letterlijke en volledige vertaling): "Meester Johannes, ik geeft U dit geld op deze termijn-datum van St. Pieter uit de tiende van de Rumelaer, en ik vraag U dit geld aan te nemen voor deken en kapittel van de St. Pieterskerk van Utrecht; en ik verk[l]aar, dat, wanneer er iets overblijft, ik dit graag wil terughebben, en als er iets tekort is, dat ik dan bereid ben, dit aan te vullen tot het volle bedrag"; waarna meester Johannes de geldsom heeft aanvaard.
b. Afschrift in Kopieboek Hoevenaars, I, nr.309.
c. Gedrukte tekst van Hoevenaars in A.A.U. 18(1890), blz.147, nr.10.