Johan Wychers, rent-, hof- en cijnsmeester van het Land van Utrecht, oorkondt, dat in het bijzijn van de hofgenoten Henrick van Leeuwenberch en Peter Willemszn de gebroeders Bertout en Jacob Pauwe aan hem teruggeven het goed op Wakenenge (Valkenenge) in het kerspel van Doern in het gericht van Der-these (Darthuizen), nader gesitueerd, zijnde cijnsgoed van Amerongen; en dat hij nu met dit goed beleent heer Johan Spyrinck van Aelborgh, kanunnik van de Augustijnerorde (sic) te Bern en proost van Meersbergen.
Johan Wychers, rent-, hof- en cijnsmeester van het Land van Utrecht, oorkondt, dat in het bijzijn van de hofgenoten Henrick van Leeuwenberch en Peter Willemszn de gebroeders Bertout en Jacob Pauwe aan hem teruggeven het goed op Wakenenge (Valkenenge) in het kerspel van Doern in het gericht van Der-these (Darthuizen), nader gesitueerd, zijnde cijnsgoed van Amerongen; en dat hij nu met dit goed beleent heer Johan Spyrinck van Aelborgh, kanunnik van de Augustijnerorde (sic) te Bern en proost van Meersbergen.
b. Afschrift in Kopieboek Hoevenaars, I, nr.603.
c. Verkorte tekst van Hoevenaars in A.A.U. 19(1891), nr.23, blz.175.