De in inventarisnrs 2 en 3 bedoelde akte van bevestiging van 23 februari 1445, waarvan authentieke kopie van 1485 sub. 3, hield mede in, dat Philips de Goede voor Peter van Best, in kwaliteit voornoemd, de verklaring bevestigde door Wencelyn en Johanna, hertogen van Brabant, voor rechtsvoorgangers van vrouwe van Geffen van 8 september 1364, dat genoemde heerlijkheid en dorp steeds door hen bezeten is, behoudens het recht van hoge justitie, zodat personen, die aldaar gevangen worden, over de tenuitvoerlegging van een vonnis van genoemde raad, met interpretatie door Philips, dat de goederen van die persoon, voor zover onder Geffen gelegen, de heer van Geffen toekomen; dat de schout van 's-Hertogenbosch slechts in samenwerking met de heer zal composeren en hem de helft van de compositie laten, met wederkerige behandeling voor het geval, dat misdadigers, buiten Geffen gevat, binnen deze heerlijkheid g oederen bezitten, welke goederen de heer van Geffen bovendien in geval van voorafgaande inbeslagname door de heer, geheel zullen volgen, van 23 februari 1445.