Het rijksarchief bezat reeds stukken van mr. Theodoor François Santvoort door een schenking van de erfgenamen van zijn kleindochter Anna Benjamin de Loecker-de Jong in 1882 en tenslotte werd in 1942 een brief van hem aan zijn dochter Arnolda Elisabeth ten geschenke ontvangen uit de boedel van de heer W.J. Hubert van Beusekom.
Mr. Theodoor François is de oudste van de beide zoons van bovengenoemd echtpaar, van wie stukken bewaard zijn gebleven. Hij werd te 's-Hertogenbosch gedoopt op 13 november 1726, overleed te Vught 9 december 1811 en huwde te 's-Hertogenbosch 29 december 1760 met Johanna ter Croye, aldaar gedoopt 9 oktober 1733 en begraven 28 juli 1769, dochter van Arnoldus en Arnolda van Hemert.
Hij volgde zijn vader in een deel van diens ambten op; zo was hij rentmeester van het Gereformeerd Burger Weeshuis van 1748 tot 1803 en griffier van de schepenbank van 1768 * tot 1798; hij was verder blijkens Inv.nr. 26 waarschijnlijk werkzaam op het kantoor van de ontvangerde gemene middelen te 's-Hertogenbosch van 1750 tot 1759 en gemeenteadvocaat van Waalre en Valkenswaard van 1751 - 1754; * daarnaast oefende hij zeker tot 1803 het beroep van advocaat uit.
De tweede zoon van mr. Johan Cornelis Santvoort was Pieter Dirk, gedoopt te 's-Hertogenbosch 10 mei 1736, overleden te Tilburg 18 februari 1815, huwde te 's-Hertogenbosch 29 november 1760 Hendrina Geertruy Torsink, gedoopt aldaar 16 oktober 1736, overleden te Tilburg 2 mei 1823, dochter van Herman en Maria Catharina van Eys; hij was procureur te 's-Hertogenbosch, notaris aldaar van 1757 tot 1809; hij komt in 1776 voor als ontvanger van de taxen op de huishuren te 's-Hertogenbosch * en is van 1763 - 1795 substituut ontvanger-generaal van de beurzen en beneficiën in de stad en meierij van 's-Hertogenbosch geweest. *
Het is opvallend, dat de stukken, van Pieter Dirk afkomstig, hoofdzakelijk lopen over een periode, die eindigt met het leven van zijn vader, met enkele voortzettingen tot 1774. Dit wekt de indruk, dat zij reeds vroeg uit zijn handen zijn geraakt, bijvoorbeeld doordat zij in een gemeenschappelijke kantoorruimte van vader en zoon(s), later van de beide broeders, zijn blijven berusten. Er was in ieder geval tussen hem en de beide andere familieleden een nauwe zakelijke band, vooral tussen de beide broeders, blijkens stukken in Inv.nr. 33, waarbij de oudste als advocaat en de jongste als procureur optreedt; ook vindt men daarin enkele concepten van rekesten in de hand van de vader. Het lijkt daarom niet onwaarschijnlijk, dat de nummers uit de Handschriftenverzameling van het Provinciaal Genootschap, zowel die afkomstig van Johan Cornelis als van Pieter Dirk, één en dezelfde geschiedenis hebben gehad, namelijk, dat zij een tijdlang in handen van Theodoor François zijn geweest en te eniger tijd uit zijn bezit of dat zijner nakomelingen zijn geraakt.
De verdwijning uit het bezit van de familie van die stukken, die niet door mr. Th.F. Santvoort zelf zijn bijeengebracht, zou dan na 1802 vallen.
Deze drie aanwinsten zijn derhalve thans in één inventaris beschreven, waarvan de nrs. 15, 19-32 en 36 rijkseigendom en de nrs. 1-14, 16-18 en 33-35 bruikleen van het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant zijn.
Elis.H. Korvezee, 1975