Archieven

13 Voor mij Cornelis Wittebol, notaris residerend te Boxtel verscheen Jan Willems van der Aa en Michiel Corsten van Erp, zwagers van elkaar, en beloven per heden datum over een jaar aan de geachte Maria de Grooff, weduwe van Johan de Lavigne of aan toonder van deze brief, die de som van 210 gulden te zullen betalen, elke gulden van 20 stuivers, met onderwijl een rente van 8 gulden en 8 stuivers. Het betreft geleend geld. Als het geld niet op de vervaldag wordt betaald, zal de rente blijven doorlopen totdat de hoofdsom is voldaan. Daavrvoor verbinden ze hun persoon en bezit. (in marge : Doorgehaald door de weduwe van sr. Huijgermans als erfgename van haar dochter, zijnde de weduwe van Theodoris de Lavigne, 21 juni 1714, ondertekend : de weduwe van Gerrard Huijgermans). De schuldenaars gaan ermee akkoord dat de schuld vernieuwd mag worden voor schepenen van Den Bosch of te Boxtel zonder dat daar verder toestemming voor nodig is. Aldus gepasseerd te Boxtel op 29 maart 1704, in aanwezigheid van Hendrick Marijnen als schepen en Sijmon van Oers als gezworene te Boxtel. Ondertekend : merkteken van Jan Willems van der Aa, merkteken van Michiel Corsten van Erp, Hendrick Marijnen, Sijmon van Oers, quod attestor Corn. Wittebol, notarius publicus.

14 Voor mij Cornelis Wittebol notaris residerend te Boxtel, verscheen de geachte Josina de Grooff weduwe van Johan Borghout, wonend te Som en belooft hierbij per heden datum over een jaar aan Maria de Grooff weduwe van Johan de Lavigne wonend te Boxtel, die de som van 400 gulden te betalen met onderwijl een rente van 16 gulden. Het betreft geleend geld. Als het geld niet op de vervaldag wordt betaald, zal de rente blijven doorlopen totdat de hoofdsom is voldaan, waarvoor ze haar persoon en bezit verbindt. De schuldbekentenis mag vor schepenen van de stad Den Bosch of te Som worden vernieuwd (in marge : doorgehaald wegens betaling, 30 januari 1707, getekend : Marie weduwe van Jan Lavinde). Aldus gepasseerd te Boxtel op 29 maart 1704 in aanwezigheid van Hendrick Marijnen en Tobias Antonissen als getuigen. Ondertekend : Josina de Grooff, weduwe van Jan Borghouts, Hendrik Marijnen, Tobias Antony, quod attestor Corn. Wittebol, notarius publicus.

15 Voor mij Cornelis Wittebol, notaris residerend te Boxtel verscheen Jacobus van Ameijden, wonend te Boxtel in de Rechte Styeenstraat. Hij verhuurt aan Niclaes Jacobs van Overbeecq ook wonend te Boxtel zijn huis met tuin, groes en teulland, staande te Boxtel in herdgang Lennesheuvel, zoals thans wordt bewoond door Jan Janssen de Leijart. De huur loopt voor 6 achtereenvolgende jaren maar kan door elk der partijen na 3 jaar worden beeindigd, naar die zulks wenst moet dat de ander voor Kerstmis mondeling opzeggen. De huur voor het huis gaat in met Pinksteren, de tuin en de groes met half maart en het teulland in de oogsttijd stoppelbloot , alles dit jaar 1704 en zo zal het ook weer worden achtergelaten. De huur (voorlijf) bedraagt 18 guldens, in 2 termijen te voldoen, de helft met St. Bavodag en de andere helft met Pinksteren, verder 7 en een halve zak koren zijnde 5 zakken en 2 vaten rog en 2 zakken en 2 vaten boekweit (dus 4 vaten= een halve zak, 8 vaten =een hele zak, JT). De boekweit jaarlijks in de oogsttijd te leveren samen met 3 zakken rogge in het groot gasthuis in Den Bosch en het restant van 2 zakken en 2 vaten rogge te leveren op de zolder van de verpachter. Verder moet de pachter de gewone verpondingslasten betalen. Nog moet de pachter jaarlijks 3 vijmen dakstroo op het huis leggen en moet het huis goed onderhouden en de gebuurlijke plichten nakomen. Wouter Eijmerts en Marcelis Jan Tielmans zijn borg voor de nakoming van de huurverplichtingen. Aldus gepasseerd te Boxtel op 11 maart 1704 in aanwezigheid van Francis Marcelis Goossens en Cornelis Nuijens, als getuigen. Ondertekend : Jacob van Ameijden, Niclaes Jacobs, Wouter Eijmerts, merkteken van Marcelis Janssen Tielemans, Francis Goossens, Cornelis Nuijens, quod attestor Corn. Wittebol, notarius publicus.

16 Voor mij Cornelis Wittebol, notaris residerend te Boxtel verscheen Corstiaen Jacobs van den Oetelaer, wonend te Gemonde onder St. Oedenrode en verhuurt aan Gerit Hendricks van de Weteringe, wonend te Gemonde onder Gestel, diens huis met tuin, hooi- en teulland gelegen in de parochie van Gemonde, zoals de pachter al in gebruik heeft. De huur loopt voor 6 achtereenvolgende jaren maar kan door elk der partijen na 3 jaar worden geeindigd, maar wie zulks wenst te doen moet dat voor Kerstmis mondeling opzeggen. De huur voor het huis en de weide gaat in met Pinksteren, de tuin en het hooiland per half maart en het teulland in de oogsttijd stoppelbloot, alles dit jaar 1702 en zo moet het na 3 of 6 jaar ook weer worden achtergelaten. De huur is 36 gulden per jaar verder 3 vijmen dakstroo op het huis te leggen, het geld jaarlijks met Kerstmis te betalen, verder moet de pachter de gewone verpondingslasten betalen en andere contributies ten laste van de pachter, zonder dat op de huursom in mindering te kunen brengen. Nog zal de pachter zorgen voor wegonderhoud etc. en de gebuurlijke plichten nakomen. Het fruit is de boomgaard is voor de helft van de verhuurder en de helft voor de huurder. Partijen beloven de overeenkomst zo na te komen. Datuim 8 maart 1704 in aanwezigheid van Anselmus Verbeecq en Joost van Dommelen als getuigen. Ondertekend : Corstiaen Jacops van den Oetelaer, merkteken van Gerrit Hendricks van de Weteringh, Anselmus Verbeeck als getuige, Joost van Dommelen als getuige, quod attestor Corn. Wittebol, notarius publicus.