Schepenen van Maesbomel oorkonden, dat de gebroeders Gelis en Jacob van den Riemsdyke hebben verklaard, aan abt en convent van Berne 120 pond schuldig te zijn, te betalen in de 9 [10] volgende jaren, met als borgen Otto van Zoelen en Jorden Loef Eghenszn; waarna de gebroeders en borgen als pand hebben gesteld hun 14 morgen, 2 hond en 80 roede, geheten het Overste Knapeland, 9 morgen en 3 hond in het Nederste Knapeland, 6 morgen en 20 roede in de Ombesceydens Kampe, met uitzondering van hun dijken, weteringen en sluizen; met nadere bindende afspraken over de vervanging van de borgen ingeval van dood, desnoods door middel van leis-ting in een herberg in Maesbomel.
Schepenen van Maesbomel oorkonden, dat de gebroeders Gelis en Jacob van den Riemsdyke hebben verklaard, aan abt en convent van Berne 120 pond schuldig te zijn, te betalen in de 9 [10] volgende jaren, met als borgen Otto van Zoelen en Jorden Loef Eghenszn; waarna de gebroeders en borgen als pand hebben gesteld hun 14 morgen, 2 hond en 80 roede, geheten het Overste Knapeland, 9 morgen en 3 hond in het Nederste Knapeland, 6 morgen en 20 roede in de Ombesceydens Kampe, met uitzondering van hun dijken, weteringen en sluizen; met nadere bindende afspraken over de vervanging van de borgen ingeval van dood, desnoods door middel van leis-ting in een herberg in Maesbomel.
b. Afschrift van de eerste 4 regels in Kopieboek Hoevenaars, I, nr.141.
c. Getypte tekst in Map-Afschriften.