In capella dicti nostri castri.
Notaris Henricus Beys, clericus van het bisdom Leodium, instrumenteert, dat Johanna de Lecka, vrouwe van Heeswijck, Dynther, Asten en (Moer-)Gestel bij Oesterwijck, ter ere van God en Maria, van de evangelist Joannes en de apostel Jacobus de Meerdere, en van de martelaressen Catharina en Barbara een reeds geconsacreerd altaar in de kasteelkapel van Heeswijck verheft tot en begiftigt met een eeuwig beneficie, dat zij nu toewijst aan een priester of geschikte clericus die binnen een jaar gewijd kan worden, om er wekelijks op zondag, maandag, woensdag, vrijdag en zaterdag, op de feestdagen van de patroonheiligen en de apostelen, alsook op kerkwijding een mis te lezen, ev. te zingen - bij nalatigheid worden 2 oude groten van zijn inkomsten per mis afgetrokken - waarbij de inkomsten van de rector bepaald worden op een cijns van 30 rijnsgulden met toestemming van de hertog van Brabant d.d. 28 febr. 1445 (reg. nr.711), hierbij geïnsereerd, welke cijns betaald wordt uit 2 kasteelboerderijen, nl. uit die vóór het gasthuis van het kasteel en uit die in de Cameren, met nadere regeling van de wijze van betaling; waarbij voorts als volgt wordt geregeld: de rector zal goed te eten krijgen, maar de rijnwijn moet hij zelf betalen; hij zal een kamer in het kasteel bewonen om het altaar goed te bedienen en 's morgens en 's avonds de tafelzegen uit te spreken e.d., en eventueel andere diensten binnen- of buitenshuis te verrichten; hij zal de vereiste benodigdheden voor de kapel ontvangen als boeken, paramenten, kerk, miswijn, water en kaarsen; hij moet de eed van trouw afleggen en binnen 2 maanden een maandgetijde voor de kasteelheren houden; tenslotte wordt van hem een goed gedrag verwacht; en wordt bepaald, dat bij dood of vertrek van de rector binnen 6 weken een nieuwe rector wordt aangesteld. Als getuigen worden genoemd: Petrus van Zoemeren en Henricus den Gruter van Oisterwijck, kasteelkapelanen, Willem den Rover z.v. Wilhelmus Brants en Wilhelmus Dickbier, lekedienaren van het kasteel.
In capella dicti nostri castri.
Notaris Henricus Beys, clericus van het bisdom Leodium, instrumenteert, dat Johanna de Lecka, vrouwe van Heeswijck, Dynther, Asten en (Moer-)Gestel bij Oesterwijck, ter ere van God en Maria, van de evangelist Joannes en de apostel Jacobus de Meerdere, en van de martelaressen Catharina en Barbara een reeds geconsacreerd altaar in de kasteelkapel van Heeswijck verheft tot en begiftigt met een eeuwig beneficie, dat zij nu toewijst aan een priester of geschikte clericus die binnen een jaar gewijd kan worden, om er wekelijks op zondag, maandag, woensdag, vrijdag en zaterdag, op de feestdagen van de patroonheiligen en de apostelen, alsook op kerkwijding een mis te lezen, ev. te zingen - bij nalatigheid worden 2 oude groten van zijn inkomsten per mis afgetrokken - waarbij de inkomsten van de rector bepaald worden op een cijns van 30 rijnsgulden met toestemming van de hertog van Brabant d.d. 28 febr. 1445 (reg. nr.711), hierbij geïnsereerd, welke cijns betaald wordt uit 2 kasteelboerderijen, nl. uit die vóór het gasthuis van het kasteel en uit die in de Cameren, met nadere regeling van de wijze van betaling; waarbij voorts als volgt wordt geregeld: de rector zal goed te eten krijgen, maar de rijnwijn moet hij zelf betalen; hij zal een kamer in het kasteel bewonen om het altaar goed te bedienen en 's morgens en 's avonds de tafelzegen uit te spreken e.d., en eventueel andere diensten binnen- of buitenshuis te verrichten; hij zal de vereiste benodigdheden voor de kapel ontvangen als boeken, paramenten, kerk, miswijn, water en kaarsen; hij moet de eed van trouw afleggen en binnen 2 maanden een maandgetijde voor de kasteelheren houden; tenslotte wordt van hem een goed gedrag verwacht; en wordt bepaald, dat bij dood of vertrek van de rector binnen 6 weken een nieuwe rector wordt aangesteld. Als getuigen worden genoemd: Petrus van Zoemeren en Henricus den Gruter van Oisterwijck, kasteelkapelanen, Willem den Rover z.v. Wilhelmus Brants en Wilhelmus Dickbier, lekedienaren van het kasteel.
b. Authentiek afschrift, op perkament, van dezelfde notaris, van een vidimus van 27 febr. 1521, VIII. K. Castrale kapel; Libellus B, f.1, vanaf: Nos Johanna de Lecka, tot en met f.2v., regel 17: specialiter et rogatis.
c. Getypte tekst in Map-Afschriften.
Nota. Deze tekst betreft de castrale binnenkapel. Het eerste opschrift op de omslag van het afschrift a, nl. "Fundatio beneficii castralis" slaat dus op deze akte, terwijl het tweede opschrift "Fundatio beneficii ante castrum" betrekking heeft op de castrale buitenkapel (zie hiervoor de akten van 22 aug. 1417 en 15 febr. 1467 (reg. nrs.586, 824).