De gemeente Oploo, Sint Anthonis en Ledeacker ligt tussen Boxmeer in het oosten, Sambeek in het zuiden, Gemert en Bakel in het westen en Beugen in het noorden. Behalve uit de drie kernen die al in de gemeentenaam zaten, hebben zich in de twintigste eeuw ook de kernen Stevensbeek en Westerbeek ontwikkeld. In 1942 werd een deel van Sambeek aan de gemeente toegevoegd. In 1994 ontstond uit de samenvoeging van Wanroij en Oploo, Sint Anthonis en Ledeacker de nieuwe gemeente Sint Anthonis.
De oude dorpen in dit gebied waren over het algemeen nog goed voorzien van woeste gronden.
In 1927 was de gemeente Oploo bezig gegaan met de Nederlandse heidemij. te Arnhem met de vraag om begroting van de kosten om heidegronden te doen ontginnen tot bouw- of grasland en daarmee de kleine boerenstand te stimuleren. Subsidie werd daartoe aangevraagd bij de minister van Landbouw die ook werd verleend. In 1928 tekende de gemeente Oploo samen met de NCB te Tilburg en de Boerenleenbank te Eindhoven een onderhandse overeenkomst tot oprichting van de stichting "Peelontginning". Deze stichting was gevestigd te Oploo en het doel was de bevordering van de belangen van de boerenstand door het ontginnen in de ruimste betekenis van gronden in deze gemeente.
De gemeenteraad machtigde B & W bij raadsbesluit van 21 aug 1928 om c. 180 ha heidegrond over te dragen aan de nieuwe stichting. Men zou deze gronden voorbewerken, begreppelen, ontwateren (aanleg van duikers en sloten) en bebossen en er zouden ontsluitingswegen en fietspaden komen. De gronden zouden vruchtbaar kunnen worden door ploegen, bemesten en bv lupinenvoorbouw. Als de gronden in goede cultuurstaat waren gebracht zouden deze aan boeren worden uitgegeven. Op de ontginning zouden dan boerderijen kunnen worden gebouwd.
Het werk zou kunnen gebeuren met behulp van werklozen in de werkverschaffing. We hebben het dan over de tijd dat het uurloon nog lag op c. 25 cent.
De gedachte was dat de gemeenten het voortouw moesten nemen met het in cultuur brengen van gronden, omdat de Brabantse boeren er zelf niet veel van terecht zouden kunnen brengen. De ervaring leerde nl. dat eigen ontginning door boeren te goedkoop zou gaan en deze geen kennis en werktuigen bezaten voor egaliseren, ontwateren, aanleggen van sloten en wegen etc. Daardoor zouden de gronden onvoldoende worden voorbewerkt en dit zou zich bij voortduring blijven wreken doordat de opbrengsten steeds achter zouden blijven vergeleken bij goed aangelegde ontginningen. Het er in gestoken geld zou daardoor als verloren beschouwd kunnen worden en niet tot welvaart komen.
De ontginning zou onder leiding van de gemeente moeten gebeuren.
De stichtingsakte werd gewijzigd in jan 1930 door deelname van de gemeente Beugen, die eveneens een heidegebied inbracht. De voorzitter van de Stichting Peelontginning was en bleef de heer Jan Mathias Goossens, burgemeester van Oploo ca.
In 1938 had de gemeente Oploo c. 250 ha ontgonnen grond in bezit, waarvan c 125 ha in erfpacht verdeeld over 9 boerderijen.
De Stichting Peelontginning is in 1942 geliquideerd nadat de meeste gronden waren uitgegeven en enkele resterende door de gemeenten waren teruggenomen.
Bronnen
-archief Stichting Peelontginning;
-dossier 129 van blok 7221 gemeentebestuur Oploo ca. 1942-1969
Kenmerken
Het precieze jaar van openbaarheid kun je per inventarisnummer vinden.
Bij vragen kun je contact opnemen met het BHIC.