Albertus, heer van Kuch, beoorkondt en bevestigt vroegere schenkingen door Albert van Dinthere en Almericus van Hesewic - en herhaalt hierbij nagenoeg letterlijk de akte van (ca.1205) (reg. nr.12) - waarna hij uitvoerig de gemeente ("communitas") omschrijft van Dinther, Heeswijk en Bernhese; vermeldt andere schenkingen door Albert van Dinther en anderen; geeft een uitvoerige omschrijving van de grenzen van Bernhesermade en Loosbroek; waarna in de testificatio een vroegere ontmoeting in Hesewic wordt beschreven, tussen 1 en 6 januari, van heer Hubertus van Hesewic, heer Bernier en Heinricus (van Kuyc), vader van de oorkonder, toen een wild zwijn werd gevangen en twee knechten bijna verdronken.
Albertus, heer van Kuch, beoorkondt en bevestigt vroegere schenkingen door Albert van Dinthere en Almericus van Hesewic - en herhaalt hierbij nagenoeg letterlijk de akte van (ca.1205) (reg. nr.12) - waarna hij uitvoerig de gemeente ("communitas") omschrijft van Dinther, Heeswijk en Bernhese; vermeldt andere schenkingen door Albert van Dinther en anderen; geeft een uitvoerige omschrijving van de grenzen van Bernhesermade en Loosbroek; waarna in de testificatio een vroegere ontmoeting in Hesewic wordt beschreven, tussen 1 en 6 januari, van heer Hubertus van Hesewic, heer Bernier en Heinricus (van Kuyc), vader van de oorkonder, toen een wild zwijn werd gevangen en twee knechten bijna verdronken.
b. Afschrift in proeve van vidimus van (1295) (reg. nr.103).
c. Gevidimeerd in de akte van 8 juli 1384 (reg. nr.417, voorl. nr.).
d. Afschrift in Bullarium Roovers (ca.1630), blz.113-115.
e. Afschrift van G. van den Elsen in Ms. Heeswijk en Dinther, blz.20-25.
f. Afschrift in Kopieboek Hoevenaars, I, nr.15.
g. Gedrukte tekst (slecht) in O.B. De Fremery, nr.48.
h. Gedrukte tekst in Niermeyer (zie regest nr.8, onder de letter 1) in zijn Bijlage C.
i. Gedrukte tekst in O.B. Camps, nr.173.
j. Literatuur: G. van der Velden, Bernheze en de Abdij van Berne, in: Brabants Heem 32 (1980), blz. 119 evv.; vooral blz. 123.
Nota. Dr. M. Gijsseling dateerde het "hoogst belangrijke stuk" XII-B (1947); J. van Cleemput achtte het later geschreven, vooral vanwege de woordvorm: Bernier.