Petrus van den Schoot, zoon van Henricus, priester en kanunnik van Sint-Jan in 's-Hertogenbosch, maakt zijn testament waarin hij aangeeft in de Sint-Jan begraven te willen worden. Hij schenkt aan de kerkfabriek van Sint-Jan geld, aan de minderbroeders, capucijnen en predikheren in 's-Hertogenbosch, aan de zusters in Oisterwijk en de clarissen in Boxtel geld voor jaargetijden; aan de armen van Boxtel schenkt hij rogge, te verdelen op de dag van zijn begrafenis; aan de zusters van het Groot Gasthuis een erfcijns in Geffen voor jaargetijden en zielmissen; aan deken en kapittel van 's-Hertogenbosch een erfcijns uit een goed in Het Willigenbroeck in Oirschot voor zijn jaargetijde; aan deken en kapittel van Boxtel een erfcijns uit goed in Roond in Boxtel in akkers geheten In de Hedsij voor een jaargetijde; aan de pastoor in Liempde een erfcijns in Liempde voor een jaargetijde. Aan diverse familieleden schenkt hij geld en goederen. Als executeurs-testamentair benoemt hij meester Paulus Havens, kanunnik in 's-Hertogenbosch, en meester Petrus de Bresser, kanunnik in Boxtel.
Petrus van den Schoot, zoon van Henricus, priester en kanunnik van Sint-Jan in 's-Hertogenbosch, maakt zijn testament waarin hij aangeeft in de Sint-Jan begraven te willen worden. Hij schenkt aan de kerkfabriek van Sint-Jan geld, aan de minderbroeders, capucijnen en predikheren in 's-Hertogenbosch, aan de zusters in Oisterwijk en de clarissen in Boxtel geld voor jaargetijden; aan de armen van Boxtel schenkt hij rogge, te verdelen op de dag van zijn begrafenis; aan de zusters van het Groot Gasthuis een erfcijns in Geffen voor jaargetijden en zielmissen; aan deken en kapittel van 's-Hertogenbosch een erfcijns uit een goed in Het Willigenbroeck in Oirschot voor zijn jaargetijde; aan deken en kapittel van Boxtel een erfcijns uit goed in Roond in Boxtel in akkers geheten In de Hedsij voor een jaargetijde; aan de pastoor in Liempde een erfcijns in Liempde voor een jaargetijde. Aan diverse familieleden schenkt hij geld en goederen. Als executeurs-testamentair benoemt hij meester Paulus Havens, kanunnik in 's-Hertogenbosch, en meester Petrus de Bresser, kanunnik in Boxtel.