Notaris Theodericus de Yper de Buscoducis oorkondt dat Agnes de Sconove, moeder (‘martha’) van de Suesteren in ’s-Hertogenbosch op de Weverhuls, Heylwigis de Arendonc, meesteres van het gasthuis gesticht door Henricus de Neynsel, en Grieta de Vucht, moeder (‘martha’) van de Swesteren in ’s-Hertogenbosch op de Triniteyt, verklaren dat Rodolfus Kent, burger van ’s-Hertogenbosch, renten nagelaten heeft aan genoemde conventen met als getuigen Arnoldus Kent, zoon van Wendelmoda, echtgenote Rodolfus, en broeder Johannes de Tiela, lollard. Op hun verzoek en met als getuigen Henricus de Neynsel, deken van Cuijk, en Hermannus Carnificis verklaart Arnoldus dat zijn vader uit een rente van 30 schelling groten uit onderpanden in Rosmalen 10 schelling geschonken had aan de predikheren in ’s-Hertogenbosch en 5 schelling ieder aan de Suesteren op de Weverhuls, de Suesteren op de Triniteyt, het hospitaal van Henricus de Neynsel en de infimerie van het Groot Begijnhof ook. Hieruit moesten de legatarissen jaarlijks 5 schelling betalen aan de kloosterlingen van Porta Celi. Gedaan in het huis of convent van de Suesteren op de Weverhuls.
Notaris Theodericus de Yper de Buscoducis oorkondt dat Agnes de Sconove, moeder (‘martha’) van de Suesteren in ’s-Hertogenbosch op de Weverhuls, Heylwigis de Arendonc, meesteres van het gasthuis gesticht door Henricus de Neynsel, en Grieta de Vucht, moeder (‘martha’) van de Swesteren in ’s-Hertogenbosch op de Triniteyt, verklaren dat Rodolfus Kent, burger van ’s-Hertogenbosch, renten nagelaten heeft aan genoemde conventen met als getuigen Arnoldus Kent, zoon van Wendelmoda, echtgenote Rodolfus, en broeder Johannes de Tiela, lollard. Op hun verzoek en met als getuigen Henricus de Neynsel, deken van Cuijk, en Hermannus Carnificis verklaart Arnoldus dat zijn vader uit een rente van 30 schelling groten uit onderpanden in Rosmalen 10 schelling geschonken had aan de predikheren in ’s-Hertogenbosch en 5 schelling ieder aan de Suesteren op de Weverhuls, de Suesteren op de Triniteyt, het hospitaal van Henricus de Neynsel en de infimerie van het Groot Begijnhof ook. Hieruit moesten de legatarissen jaarlijks 5 schelling betalen aan de kloosterlingen van Porta Celi. Gedaan in het huis of convent van de Suesteren op de Weverhuls.