Het besluit tot perceelsgewijze kadastrering gaf aanvankelijk niet aan binnen welke termijn het kadaster voor het hele land ingevoerd moest zijn. De werkzaamheden vorderden traag: in 1825 was amper de helft van het Koninkrijk der Nederlanden opgemeten en in kaart gebracht. De kadastrering van de provincie Noord-Brabant vormt daarop geen uitzondering. In deze provincie werd de kadastrering in 1818 hervat. In 1826 waren nog slechts 85 van in totaal 185 gemeenten volledig opgemeten. Daarin kwam verandering toen bij wet van 5 maart 1825 een nieuw hypothecair stelsel in het vooruitzicht werd gesteld. *  Dit hield in dat de wetgever voornemens was de juridische levering van onroerende goederen slechts dan rechtsgeldigheid te verlenen, wanneer de notariële transportakte was overgeschreven in de openbare registers. Dit zijn registers van in- en overschrijving die in opdracht van de overheid door de hypotheekbewaarder worden bijgehouden. Ter vaststelling van de ligging van die onroerende goederen diende voortaan de kadastrale aanduiding te worden gebruikt. Hiermee werd een koppeling tot stand gebracht tussen kadaster en openbare registers en is in feite de kadastrale aanduiding de toegang tot de openbare registers geworden.

Door de wet van 5 maart 1825 en de reeks van Koninklijke Besluiten die hierop volgde, werd de grondslag gelegd voor de opbouw van een zelfstandige organisatie. De uitbreiding van het ambtenarenapparaat had een versnelde uitvoering van de kadastrering tot gevolg.

Op 6 december 1825 werd bepaald, dat met ingang van 1 januari 1826 de administratie van het kadaster zou worden gescheiden van die der Directe Belastingen, In- en Uitgaande rechten en Accijnsen en worden verenigd met het Bestuur van de Registratie en Loterijen, waaronder de bewaringen van de hypotheken reeds ressorteerden. *  Aan het hoofd kwam te staan een ambtenaar met de titel: Staatsraad, Administrateur van de Registratie, het Kadaster, en de Loterijen. Ook werd besloten dat de kadastrering binnen drie jaar zover moest zijn gevorderd dat ze gebruikt kon worden voor de nieuwe hypothecaire registers. * 

Van het Bestuur van de Registratie, het Kadaster en de Loterijen ging vanaf het begin krachtig leiding uit. Onder leiding van de Staatsraad J.E.P.E. Gericke werden talrijke nieuwe richtlijnen en beschikkingen uitgevaardigd, ook wel genoemd de 111 Circulaires van Gericke. *  Deze uitvoeringsinstructies kunnen gelden als aanvulling op en deels als herziening van de richtlijnen neergelegd in de Receuil Methodique \ Methodique Verzameling, waarvan overigens vele bepalingen van kracht bleven.

De organisatorische veranderingen werden ook doorgevoerd in de provincie Noord-Brabant.

Vanaf 1 januari 1826 vormde het kadaster een zelfstandig orgaan onder direct toezicht van de gouverneur van de provincie. Deze droeg de feitelijke werkzaamheden op aan een provinciale inspecteur van het kadaster onder wiens leiding de kadastrering in Noord-Brabant werd voltooid in 1831, en krachtens de wet op de grondbelasting van 1832, ingevoerd op 1 oktober 1832.