Nieuw-Velp is een betrekkelijk jong dorp, dat zich heeft ontwikkeld rond het klooster Mariëndaal dat de paters Jezuïeten in 1860 langs de doorgaande weg van Den Bosch naar Nijmegen stichtten. Vóór die tijd stonden er slechts enkele verspreide huizen.
De geschiedenis van Velp is nauw verbonden met die van de andere dorpen in het Land van Ravenstein, Schaijk, Zeeland en in het bijzonder Reek. Met die laatste plaats had men een gezamenlijke schepenbank. Kerkelijk behoorde Reek lange tijd tot Velp.
In 1810 gingen Velp en Reek uit elkaar. Beide dorpen werden zelfstandige gemeenten. Ruim 130 jaar bleef Velp zelfstandig, totdat het in 1942 samen met Escharen door Grave werd geannexeerd.
Velp was tot de gemeentelijke herindeling met Grave in 1942 een zelfstandige gemeente van ruim 744 ha groot. Behalve het dorp Velp zelf behoorden ook de gehuchten De Elft en Zaalheuvel tot de gemeente Velp. De gemeente grensde in het noorden aan de gemeente Grave en in het oosten aan Grave en Escharen. Aan de west- en zuidkant lag de gemeente Reek. In 1938 moest Velp een klein gedeelte van haar grondgebied afstaan ten gunste van Grave vanwege de bouw van de Generaal de Bonskazerne.
Gemeentewapen
Het gemeentewapen, de heilige Vincentius in goud op een blauwe achtergrond, staat natuurlijk direct in verband met Sint-Vincentius als patroonheilige van de parochie en kerk. Het gemeentewapen is op 16 juli 1817 verleend door de Hoge Raad van Adel.
Traditioneel leefde de bevolking van Velp van de landbouw. Velp heeft als dorp aan de Maas regelmatig last gehad van overstromingen. De kanalisatie van de rivier in de jaren ‘20 en ‘30 van de vorige eeuw maakte daar goeddeels een einde aan.
Na de vestiging van De Binckhof in 1966 vonden relatief steeds meer inwoners hun bestaan in de zwakzinnigenzorg. Daarnaast boden ook Grave en andere grotere plaatsen aan de inwoners van Velp geleidelijk steeds meer werkgelegenheid in industrie, midden- en kleinbedrijf en dienstverlening.
Brabants Historisch Informatie Centrum