De gevolgen waren bepaald desastreus. Vol plichtsbesef moeten de directeuren van de Postkantoren nagenoeg alles vernietigd hebben, wat niet rechtstreeks afkomstig was van het Hoofdbestuur, want dát was in hun ogen slechts belangrijk. Daarbij werd er niet aan gedacht, dat de minuten van die stukken bewaard werden in het archief van het Hoofdbestuur zelf. Andere archiefstukken, die wellicht een beter inzicht zouden kunnen verschaffen in de historische achtergrond en de ontwikkeling van ieder kantoor afzonderlijk, zullen op deze manier verloren zijn geraakt.
In de Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven, verzekeren de samenstellers Muller, Feith en Fruin, niet zuur te zullen zien, indien men in enkele details of zelfs in hoofdzaken van de in de Handleiding gegeven richtlijnen afwijkt, vermits men vooraf daarvan in de inleiding van de inventaris, liefst gemotiveerd bericht geeft. *
De archieven van de Inspecties en Kantoren van het Staatsbedrijf der P.T.T. in Noord-Brabant waren bij overdracht aan het Rijksarchief in Noord-Brabant in 10 archiefdozen opgeborgen, ieder kantoor-archief in een omslag en de omslagen alfabetisch naar plaatsnaam in de dozen. In elke omslag was het archief volkomen chronologisch gerangschikt, volgens het systeem, dat gedurende de tijd waarover het archief zich uitstrekt, bij de posterijen gevolgd werd. Voor bezwaren tegen het inventariseren van een chronologisch archief, leze men paragraaf 15 van de Handleiding. * De omvang van de inventaris en de absolute onmogelijkheid tot een goed overzicht van de inhoud, dwingen daarom tot een andere indeling. Paragraaf 51 van dezelfde Handleiding opent hiertoe de mogelijkheid en in het onderhavige geval tot het vormen van rubrieken. *
Een ernstiger bezwaar is echter, dat door de herhaaldelijke reorganisatie van de Inspecties (zie blz. 3-7 van de Inleiding), bepaalde kantoren nu eens onder de ene, dan weer tot de andere Inspectie behoorden. Bijgevolg zou men dan ook het archief van zo'n kantoor in gedeelten moeten splitsen en onder de afzonderlijke Inspecties moeten beschrijven, hetgeen de duidelijkheid van de inventaris ook niet ten goede komt. De beste oplossing blijkt dan een indeling van de inventaris in een min of meer hiërarchisch systeem te zijn, d.w.z. eerste de archieven van de Inspecties, te beginnen bij de oudste, vervolgens de archieven van de organen, die eveneens een toeziende taak hadden en tenslotte de archieven van de kantoren, alfabetisch naar plaatsnaam. In deze volgorde is de inventaris dan ook ingedeeld.
Na de beschrijving kon van de voorkomende bestuurshandelingen de volgende rubriekenindeling worden gevormd.
I. Resoluties.
II. Ingekomen stukken en uitgaande stukken.
III. Personeel.
a) Benoemingen.
b) Beoordelingen.
c) Diversen.
IV. Gebouwen.
a) Koop.
b) Nieuwbouw.
c) Huur.
d) Verbouw.
V. Financiën.
a) Uitgaven onderhoud.
b) Spaargelden.
c) Kasgelden.
VI. Posterijen.
a) Contracten.
b) Materiaal.
c) Statistiek.
VII. Telegrafie.
a) Contracten.
b) Materiaal.
c) Statistiek.
VIII. Telefonie.
a) Contracten.
b) Materiaal.
c) Statistiek.
IX. Diversen.
Tenslotte werd achter de inventaris van de archieven een afzonderlijke lijst van bouwtekeningen, plattegronden en foto's opgenomen met verwijzing naar de inventarisnummers, alsmede een index op plaats- en persoonsnamen.
A.M.C. Zom, 1973