In die S. Servatii, apud villam que vocatur Orscot; apud castrum
Herpen, anno Domini 1196, imperatore Henrico, episcopo Leodiensi Alberto, Traiectensi auteur Baldwino, duce Brabantie Heinrico.
Albertus van Dinthere schenkt aan het klooster S. Maria in Berna alles wat hij bezit in de nabijheid van de uithof ("curia") Bernehese (in Heeswijk) aan akkers en de helft van het broekland, geheten Loesbruch, met vrij gebruik van wateren, weiden en bossen in Hesewich; aangezien deze goederen leengoed ("feodum") waren van Henricus van Kuc, die ze weer in leen had van de hertog van Lovanium (Leuven) (Hendrik I van Brabant) is dit geschied in twee fasen: op St. Servatius (13 mei) te Orscot heeft Albertus zijn vrijgoed ("allodium") in Medele (Meel) als ruil aan de hertog in leen gegeven, waarbij deze zijn rechten op de goederen te Bernhese aan het klooster heeft geschonken en ook zijn zaalhuis ("zala") in aanwezigheid van zijn zoon Albertus en van 6 met name genoemde getuigen; waarna (voor de dood van Balduinus, bisschop van Utrecht, waarsch. 4 juni) op het kasteel van Herpen Henricus en zijn zoon, samen met abt Everardus, deze goederen in Bernhese hebben ontvangen, in aanwezigheid van 8 met name genoemde getuigen.
In die S. Servatii, apud villam que vocatur Orscot; apud castrum
Herpen, anno Domini 1196, imperatore Henrico, episcopo Leodiensi Alberto, Traiectensi auteur Baldwino, duce Brabantie Heinrico.
Albertus van Dinthere schenkt aan het klooster S. Maria in Berna alles wat hij bezit in de nabijheid van de uithof ("curia") Bernehese (in Heeswijk) aan akkers en de helft van het broekland, geheten Loesbruch, met vrij gebruik van wateren, weiden en bossen in Hesewich; aangezien deze goederen leengoed ("feodum") waren van Henricus van Kuc, die ze weer in leen had van de hertog van Lovanium (Leuven) (Hendrik I van Brabant) is dit geschied in twee fasen: op St. Servatius (13 mei) te Orscot heeft Albertus zijn vrijgoed ("allodium") in Medele (Meel) als ruil aan de hertog in leen gegeven, waarbij deze zijn rechten op de goederen te Bernhese aan het klooster heeft geschonken en ook zijn zaalhuis ("zala") in aanwezigheid van zijn zoon Albertus en van 6 met name genoemde getuigen; waarna (voor de dood van Balduinus, bisschop van Utrecht, waarsch. 4 juni) op het kasteel van Herpen Henricus en zijn zoon, samen met abt Everardus, deze goederen in Bernhese hebben ontvangen, in aanwezigheid van 8 met name genoemde getuigen.
b. Afschrift op charter met akte van (1295) (reg. nr.103), begin 14e eeuw.
c. 2 eenv. afschriften, op papier (ca.1400), 2e afd. A. 11, map 9. la en b.
d. Auth. afschrift van notaris Gijsbert Bosch, 1635; 2e afd. A. 11, map 1.1.
e. Auth. afschrift van notaris J. Robberts van Erp, 1648; 2e afd. A. 11, map 4.1.
f. Afschrift in Groot-Ms. Van Alkemade (1709), fol.48.
g. Gedrukte tekst in: Ch. L. Hugo, Sacri et canonici ordinis praemonstratensis annales (Nancy 1734-1736), deel I, kolom 291.
h. Vertaling (ca.1800); 2e afd. A. 11, map 1.2.
i. Excerpt en commentaar van G. van den Elsen, in: Ms. Heeswijk en Dinther (1883), blz.10.
j. Afschrift in Kopieboek Hoevenaars, I, nr.13.
k. Alleen vermelding in 0.B. De Fremery, nr.20. 1. Gedrukte tekst in O.B. Camps, nr.85. [Van Rhijn: slecht]
m. Tekst in Bijlage II in dit regestenboek, naar de lezing van Camps.
n. Literatuur: J. Niermeyer, Het klooster Berne en de ontginning van de oostelijke Meierij omstreeks 1200, in: Ceres en Clio (Wageningen 1964), blz.113, (=Bernensia IX); met tekst in Bijlage A.
o. Literatuur: G. van der Velden, Bernheze en de Abdij van Berne, in: Brabants Heem 32 (1980), blz.119-134.
Nota. Volgens Niermeyer wordt met zala hier hetzelfde bedoeld als met curia, en was deze niet in het leen van Albert van Dinther begrepen en was dus voorwerp van een eenzijdige rechtshandeling. Camps (O.B. nr.101) bestrijdt dit o.i. terecht. Camps houdt vast aan de intrede van Albertus van Dinther in het klooster op grond van de formule: "tradidi meipsum". Van der Velden volgt deze mening niet.