Acta sunt hec in ecclesia de Masebomele ante altare; dominica qua
cantatur Letare Jerusalem.
Oliverus, investiet van Appelter[e]n, Henricus, investiet van Alphen, Hermannus, plebaan van Autforsce, en Gerardus, investiet van Masebomele, oorkonden, dat Evesza, dienstmaagd van broeder Wilhelmus van der Wort [van Wort], meester, een cijns van 12 pond heeft bestemd voor een kapelanie in de kerk van Berna voor het zieleheil van haar en haar ouders, voor altijd waar te nemen door een van haar kanunniken.
Acta sunt hec in ecclesia de Masebomele ante altare; dominica qua
cantatur Letare Jerusalem.
Oliverus, investiet van Appelter[e]n, Henricus, investiet van Alphen, Hermannus, plebaan van Autforsce, en Gerardus, investiet van Masebomele, oorkonden, dat Evesza, dienstmaagd van broeder Wilhelmus van der Wort [van Wort], meester, een cijns van 12 pond heeft bestemd voor een kapelanie in de kerk van Berna voor het zieleheil van haar en haar ouders, voor altijd waar te nemen door een van haar kanunniken.
b. Afschrift in Kopieboek Hoevenaars, I, nr.110.
Nota. Uit de datering van de akte van 18 apr. 1314 (reg. nr.148), nl. na Pasen, die inhoudelijk op de onderhavige akte aansluit, blijkt, dat deze niet volgens de paasstijl is gedateerd. Het Hof van Utrecht hanteerde trouwens sinds 1311 de kerststijl, die in Gelderland algemeen in zwang was (Fruin, blz.118).