Claus van Spreuwel en Jan van der Venne, schepenen van Hilvarenbeek, verklaren, dat Jan Claus wijlen Sceyven zoene heeft opgedragen aan Beatrys Loefs, ten behoeve van haar zoon Jan, een erfpacht van een half mud rogge, gaande uit het goed van Jan Ghysbrechts zoene wijlen Jan Ghibenzoen, gelegen in een voocht te Dyesen, tussen Jan Aben en Gheerlec Rover ter ene zijde en Heylwigh van den Roede ter andere zijde.
Claus van Spreuwel en Jan van der Venne, schepenen van Hilvarenbeek, verklaren, dat Jan Claus wijlen Sceyven zoene heeft opgedragen aan Beatrys Loefs, ten behoeve van haar zoon Jan, een erfpacht van een half mud rogge, gaande uit het goed van Jan Ghysbrechts zoene wijlen Jan Ghibenzoen, gelegen in een voocht te Dyesen, tussen Jan Aben en Gheerlec Rover ter ene zijde en Heylwigh van den Roede ter andere zijde.