Landlasten: de inning van deze belastingen werd door drossaard en schepenen aan een geërfde inwoner van de heerlijkheid verpacht en het geld werd na afhoren van de rekening overgedragen aan de Ontvanger te 's-Hertogenbosch. De verschillende soorten waren:
- Kerstmis en St. Jansmisbede: een grondbelasting, die rond 25 december en 24 juni omgeslagen werd.
- Verpondingen: een voortzetting van de vorige belasting, ingesteld door de Staten-Generaal na de Reductie van 's-Hertogenbosch. De verpondingen werden geheven aan de hand van kohieren van alle onroerende goederen, waar enige inkomsten uit werden getrokken. * Hiertegen rees in 1786 verzet. * De rekeningen liepen van 1 januari tot 31 december. Van 1664-1726 waren ze in aparte katernen geschreven, van 1726-1805 werden ze in de dorpsrekeningen opgenomen.
- Koningsbede: door Philips II ingesteld en tot 1805 geheven. Deze bede werd aan de hand van het verpondingkohier geheven en bedroeg 1/6 van de verpondingen. De rekeningen liepen van 17 september tot 16 september. Van 1711-1726 waren ze opgenomen in de rekeningen van de verpondingen, van 1731-1805 in de dorpsrekeningen.
* hoofdgeld: omslag per persoon, waarbij leeftijd (boven of onder 16 jaar) en draagkracht
een rol speelden. De rekeningen liepen van 1 april tot 31 maart. Van 1650-1705 waren ze in aparte katernen ingeschreven, daarna tot 1730 in de rekeningen van alle gemene middelen, en van 1731-1805 in de dorpsrekeningen.
* hoorngeld: belasting op rundvee bestiaal: belasting op slachtvee
* bezaaide morgen: belasting op ingezaaid akkerland
* bieren en (sterke) dranken: een accijns op alcohol. De rekeningen van hoorngeld, bestiaal, bezaaide morgen en bieren en dranken liepen van 1 oktober tot 30 september. Van 1650-1725 waren ze opgeschreven in de rekeningen van alle gemene middelen, van 1731-1805 in de dorpsrekeningen.
* kleine specie: belasting op kleine consumptie-artikelen, zoals azijn, zout, zeep, goud, zilver, zijde, wollen en laken stoffen, brandhout, turf en kolen. De rekeningen liepen van 1 oktober tot 30 september; vanaf 1712 van 1 april tot 31 maart. Van 1688-1725 waren ze opgenomen in de rekeningen van alle gemene middelen, van 1731-1805 in de dorpsrekeningen.
- Personele quotisatie: omslag per persoon, minder drukkend dan het hoofdgeld. De rekeningen liepen van 1 januari tot 31 december. Van 1697-1700 waren ze in aparte katernen ingeschreven, van 1700-1717 in de rekeningen van alle gemene middelen.
- Commerbede: een incidentele, noodbelasting, vooral in oorlogstijd.
Dorpslasten: Ten behoeve van de plaatselijke huishouding werden lokale belastingen geheven. Deze werden door de borgemeesters opgehaald. De soorten waren:
- Dungense bede: ingesteld als uitvloeisel van de overeenkomst met Den Dungen uit 1635. De rekeningen liepen van 1 oktober tot 30 september. Van 1635-1695 waren de rekeningen ingeschreven in aparte katernen, van 1695-1730 gevoegd bij de burgemeestersrekeningen en van 1731-1774 in de dorpsrekeningen.
- Reële en personele omslag: op alle vaste goederen (reeël) en op alle inwoners (personeel). Hiermee werden de dorpsfinanciën betaald.
Financiële dorpsadministratie
Hiervoor waren de burgemeesters verantwoordelijk. Op last van de drossaard en de schepenen
deden de burgemeesters uitgaven ten behoeve van het dorp. In hun rekeningen volgde de
verantwoording. De inkomsten kwamen uit de reële en personele omslag, donaties en leningen.
Gedurende de jaren 1593-1615 waren de rekeningen halfjaarlijks. De periode, waarover ze liepen:
- 1593-1605: 1 januari - 1 juli
- 1606-1610: 1 februari - 1 augustus
- 1611-1615: 1 maart - 1 september
Van 1616-1810 waren de rekeningen jaarlijks. Van 1616-1731 waren ze ingeschreven in aparte
katernen, van 1731-1810 in de dorpsrekeningen. De periode, waarover ze liepen:
- 1616-1624: 1 augustus -31 juli
- 1625-1633: 1 september -31 augustus
- 1634-1788: 1 oktober -30 september
- 1789-1810: 1 januari -31 december
Van 1695-1774 konden de rekeningen van de Dungense bede bij de borgemeestersrekeningen
gevoegd zijn.