Vught had ook voordeel van de ligging nabij Den Bosch en de goede infrastructuur: vanaf 1741 was de stad begonnen met de bestrating van de belangrijke verbinding naar Eindhoven (en Luik). In Vught kruiste deze nieuwe steenweg een tweetal onverharde wegen: de Loonsche Baan (onderdeel van de route Antwerpen-Breda-Den Bosch-Nijmegen-Kleef) en de Helvoirtsche Weg (richting Tilburg). In 1868 kreeg Vught ook een spoorverbinding met ’s-Hertogenbosch en Boxtel.
Het “knooppunt” leverde Vught extra bedrijvigheid op. In 1791 waren er maar liefst dertien tappers en herbergiers op ongeveer 1.300 inwoners. Dat aantal had overigens ook te maken met de hoge accijnzen op bier en wijn in de stad.
De aanwezigheid van meer dan twintig buitenplaatsen leverde de dienstverleners nog eens extra omzet op. Aanzienlijke families zoals de Martini’s en de Van Rijckevorsels, speelden een belangijke rol in de ontginning van woeste gronden. Zij brachten grote heidepercelen in cultuur door deze met bomen te beplanten.
Koning Willem II koopt in Vught in 1848 drie landgoederen: Zionsburg, Reeburg en Sophiasburg; het bezit is van korte duur: na zijn dood in 1849 gaan zij weer in andere handen over
Tussen die bomen verrezen her en der de villa’s die zo beeldbepalend zijn geworden voor Vught als woongemeente. Diezelfde grote villa’s bleken aan het eind van de negentiende eeuw een ideale behuizing voor religieuze congregaties op zoek naar huisvesting. Zo vestigden zich onder andere de Belgische Missionarissen van Scheut in 1899 op het landgoed Sparrendaal en de Franse Chanoinesses de Saint Augustin de la Congrégation de Notre Dame in 1903 op het landgoed Eikenheuvel, later Regina Coeli.
Maar ondanks het relatieve belang van de dienstverlening en het relatief grote aantal welgestelden, bleef Vught nog lange tijd een echt Meierijs dorp met landbouw en veeteelt als voornaamste middelen van bestaan. Industrie kwam hier nauwelijks van de grond. Voorzover dat wel gebeurde (bijvoorbeeld Grasso), verhuisde men na enige tijd toch naar de industrieterreinen van Den Bosch. Maar er waren ook bedrijven als Drukkerij Jos. M. Krijnen die het lang volgehouden hebben.
De mooie omgeving heeft al vanaf het eind van de negentiende eeuw toeristen getrokken. De ontwikkeling van de grondwinningsplas de IJzeren Man tot zwembad, maakte Vught zelfs tot een "badplaats".
Op 16 juli 1817 stelde de Hoge Raad van Adel het Vughtse gemeentewapen vast. Dit wapen was direct ontleend aan het zegel dat de dorpsschepenen al zeker sinds 1353 in gebruik hadden. De twee kerken vormen een heel bijzonder element: Vught is namelijk een van de zeldzame plaatsen waar al sinds de vroege middeleeuwen sprake is van twee parochies in plaats van één. De parochiekerken van St Lambertus en St Petrus of St Pieter vormden dan ook de parochiekernen.
In oude tijden schijnt het archief bewaard te zijn in de Sint-Lambertuskerk. Rond 1770 werd het eerste echte raadhuis gebouwd, gevolgd door nieuwere raadhuizen in 1898 en 1921, zodat de dorpspapieren daar kwamen te berusten in speciaal daarvoor vervaardigde kasten.
Met ingang van 1 januari 1931 werd op de gemeentesecretarie voor de ordening en bewaring der stukken het registratuurstelsel der VNG ingevoerd.
De functie van burgemeester is ingesteld na de inlijving van Nederland bij Frankrijk in 1810. Tot 1813 heette de burgemeester dan ook op zijn Frans maire, van 1813 tot 1820 droeg hij de (oude) titel schout.
Tot 1850 stond de burgemeester aan het hoofd van een gemeente (de burgervader!). In 1851 ging de gemeentewet van Thorbecke gelden. Sindsdien is de gemeenteraad het hoogste orgaan binnen de gemeente. De burgemeester is wel nog verantwoordelijk voor de openbare orde en tevens voorzitter van de gemeenteraad. Samen vormen die twee het gemeentebestuur.
1814 - 1831 Jhr. Jacobus van Beresteijn
1832 - 1836 Abraham Arnoldus Josephus Verster
1836 - 1852 Dirk Willem Molhuijsen
1852 - 1867 Jacobus Petrus van Miert
1867 - 1879 Petrus Johannes van Heeswijk
1880 - 1886 Johan Christoffel Marggraff
1886 - 1894 Aloysius Maria Josephus Theodorus van Rijckevorsel
1894 - 1899 Gosewinus Maria Andreas Josephus van Heeswijk
1899 - 1923 August Willem Johan van Lanschot
1924 - 1930 Jhr. Willem Jan Marie van de Poll
Brabants Historisch Informatie Centrum