En opnieuw onderging de bestuursorganisatie van de gemeente een verandering. Het gemeentebestuur werd vanaf 1821 gevormd door de gemeenteschout van 1813 tot 1821 burgemeester genoemd- en de gemeenteraad, waaruit door gedeputeerde staten twee leden werden gecommiteerd (aangesteld) tot het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in artikel 29 van eerder vermeld Reglement. Deze twee gecommitteerden werden assessoren genoemd en traden samen met de schout als het dagelijks bestuur van de gemeente op. De gemeenteschout werd door de koning benoemd en was lid van de gemeenteraad. Provinciale staten benoemden de overige raadsleden; de eerste keer rechtstreeks; daarna op voordracht van schout en gemeenteraad uit een opgave van een dubbeltal. De districtsschout fungeerde hierbij als intermediair (tussenpersoon). De gemeenteraad van Reek telde 7 leden inclusief de schout en de beide assessoren. Een gemeentesecretaris en een -ontvanger stonden hen voor assistentie ter beschikking.