Geerlingh de Hornes

Hier is bedoeld Geerling de Hornes van de Bossche en zijn zoon Willem Deze laatste was stichter van het clarissenklooster in 's-hertyogenbosch. Uitgebreide informatie over hen vind je in een artikel van G.M. van der Velden inFeeestbundel, honderd jaar gymnasiaal onderwijs in Heeswijk Dinther. En een artikel van Mechelien Spierings in De Kleine Meierij 28(1977) 18. Ik ben hen op het spoor gekomen in het kader van mijn onderzoek naar het patronaatrecht van Erp.

Hallo Wim, dank je voor de info! Zou dat dan betekenen dat we het hier over een persoon uit de 13e -14e eeuw hebben? Ik heb het stuk van Mechelien Spierings en het stuk in de Bossche encyclopedie gelezen. Ik heb een kopie gemaakt van het microfiche waarop dit stond. Het is echter lastig leesbaar. Weet u of hier een transcriptie van bestaat? Ik zou dit namelijk willen herleiden tot de Heyhoef 1, zontveld in Zijtaard (erp/vechel). Ik heb nml uit het verhaal van Martien van Asseldonck begrepen dat dit land als cijnsgoed deel uit maakte van de Heerlijkheid Jexschot. Er wordt gesproken in de Regest van Camps: Jan II, hertog van Brabant, oorkondt op 6 januari 1304 over 6 hoeven te erp als erfenis van Gerlachus van den Bossche. Later in 1657 in het verpondingsregister staat: "420 - naam: Thys Jan Tyssen
goed: gebruycker van Joffr. de Hornes huys, hoff, boomgaert ende d' lant
grootte: 16 lopens + 32 roeden, verpond: 33-5-1" waaruit blijkt dat de van Hornes dus nog grond bezaten in Erp in de 17e eeuw, blijkbaar de Poederveldse Hoeve. Zijn de overige hoeven te lokaliseren als zijnde een uit de nalatenschap?

Paul, Jazeker. Willem van den Bossche had geen kinderen. Hij maakte oomstreeks 1335 zijn testament, incl aanvullingen. Het testament is in het Bossche stadsarchief. Ik wil het binnenkort gaan inzien. het origineel van het regest dat je citeerde is heel duidelijk geschreven. Van de oorkonde van 6 januari 1304 bestaat helaas geen originele latijnse tekst, alleen een soort samenvatting die ook in het oorkondenboek van Camps staat. Helaas kennen we dus maar een beperkt aantal goedweren bij naam. Het verhaal van Van der Velden (blz 179-193) is een aanrader, al zal het je probleem niet oplossen. Ik heb van Asseldonk niet bestudeerd. Nogmaals, ik begin bij het testament De puzzel zal moeilijk zijn.

In het schepen protocol van Veghel (7700.52) staat dat er in 1658 sprake is van een erfcijns van 60 gulden op een stuk land op het Sontvelt, aflosbaar met 1200 gulden: Joffrouwe Margreta Suermontt is overleden 'binnen de stadt Antwerpen', zonder kinderen na te laten. Ze laat de hierna beschreven goederen na gelegen 'binnen der parochie ende dingbancke van Vechel', waarvoor de collaterale successie moet worden betaald. De schepenen hebben het goed getaxeerd op verzoek van Matijs Janssen Spierincx, 'rentmeester van de voorgenoemde joffrouwe Margreta Suermonts'.
* een 'acker teulants genoemt de Doelen', groot 13 lopensaten en 4 roeden, getaxeerd op 1.900 gulden
* een 'vijerendeel hoijbemts genoemt den Cleynen Oirbemt', groot 2 lopens en 12 1/2 roijen, getaxeerd op 275 gulden
* een 'hoybemt, genoemt den Ronden bemt', groot 6 lopensaten, getaxeerd op 400 gulden
* een 'hoybemt, de Helle', getaxeerd op 150 gulden
* een 'hoybemt gelegen aen den Kerckdijck', groot 5 lopensaten, getaxeerd op 400 gulden
* een erfcijns van 60 gulden die wordt betaald uit een 'hoeve gelegen tot Vechel op Sontvelt, toecomende Joffrouwe de Hornes', aflosbaar met 1.200 gulden
* Etc.

Het opmerkelijke is dat op de Heihoef 1, althands in de buurt daarvan, de familie van Horen/Hoorn heeft gewoond, later mulders op de Wolfswinkelse watermolen. Weliswaar een aantal eeuwen later met patroniemen namen als Gerrit Dielis en Dielis Gerrit Dielissen. Ik vroeg mij altijd af waarom de naam Dielis in zwang komt, nu zie ik in het stuk van Spierings dat hij ook als Gielis = Dielis = Aegidius = Geerling genoemd wordt. Misschien wat far fetched? Later wordt nog in de Gelderse lenen een zekere Gerret de Hornes genoemd: Confirmation des générations: "Een waetermeulen, bestaende in een coorn-, olye- ende volmeulen, afgesplit van het vorige leen, te leen ontfangen bij Hendrick Charles de Baussele, nomine uxoris Mechtelt Marie de Hornes ), den 5 Martii 1661.
1 Gerret de Hornes verclaert door sijn volmechtiger Engel Peters geen recht nochte gerechticheyt op dese meulens te hebben, ende bij soo veer hij eenich hadde, dat hij sulckx cedeerde aen Hendrick Charles de Baussele ende sijn huysvrouw, den 22 Junij 1662. Aangezien ik geen Gerret of Gerard de Hornes van de lijnen Geldrop/Boxtel ken uit dat tijdsgewicht zou dat zo maar eens een Gerard van Horen de Wolfswinkelse watermolen kunnen zijn daar de Wolfswinkel ook onder het Gelders leen sorteerde?