Volgens het canoniek recht was een meisje op haar twaalfde en een jongen op zijn veertiende meerderjarig. De Bossche costumen van het midden van de zestiende eeuw vermelden enerzijds dat zowel jongens als meisjes vanaf de leeftijd van vijftien jaar een testament mochten maken, anderzijds dat
men voor het wereldlijk gerecht pas vanaf 24 jaar als meerderjarig werd beschouwd.
Zie: De Grafzerken van de Sint Jan te 's-Hertogenbosch, inleiding, bladz. 57, noot 154.