skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Sterre Schlink
Sterre Schlink RA Tilburg
Menu
sluit
Hulp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Sterre Schlink
Sterre Schlink RA Tilburg

De Commissaris van de Koningin over Mill en Sint Hubert

Rien Wols
Rien Wols Bhic
vertelde op 1 april 2009
bijgewerkt op 3 augustus 2018
Tussen 1894 en 1928 was Mr. A.E.J. baron Van Voorst tot Voorst Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant. Een van zijn taken was het regelmatig bezoeken van alle gemeenten in de provincie. Van die werkbezoeken hield hij nauwkeurig verslag bij. Dit had hij in al die jaren over Mill en Sint Hubert te melden:

Nieuwsgierig naar zijn handgeschreven tekst? Lees die dan hier.

Mill en Sint Hubert

Den 12den Augustus 1896 bezocht ik de Gemeente Mill. Ik was van Beugen-Kruispunt over Haps, St. Hubert en Wanroij naar Mill gereden; vandaar ging ik over Beers, Groot Linden, Klein Linden naar Katwijk. Op de grenzen van Mill werd ik ontvangen door een eerewacht van 60 ruiters onder commandant Verstraaten, bierbrouwer, zoon van den burgemeester; door eene feestcommissie (Notaris Stokvis, Van Ophoven, president van den Boerenbond, Van Lieshout, grossier en Willems, hoofd der school te St. Hubert) in een eigen landauer van v. Ophoven, en door 4 bruidjes, kinderen van v. Lieshout enz. eveneens in een landauer, wel bewaard door den koster.

Bij de kom voegde zich een fanfarecorps uit St. Hubert in den stoet, benevens eene zangvereeniging uit Mill. Bij het bijzonder netjes versierde raadhuis (tot zelfs op het dak was eene hooge guirlandeversiering aangebracht) werd ik ontvangen door den burgemeester Verstraaten. De schoolkinderen zongen een liedje en ik ging naar binnen, waar ik kennis maakte met de beide wethouders.

De kerk en het raadhuis te Mill (1905)De kerk en het raadhuis te Mill (1905)

Op mijne audiëntie verschenen de pastoor en de kapelaan, van den pastoor hoorde ik, dat hij voor zes jaar in de gemeente was gekomen, en toen alles (een prachtige kerk, eene grootsche pastorie en een liefdehuis) in orde had gevonden. Een en ander was in de laatste 25 jaren door de offervaardigheid van Mill’s Katholieken tot stand gekomen en grootendeels was alles betaald. De toren is 45 M. metselwerk hoog; daarop moet later nog een spits komen van 50 Meter.

Daarna verscheen de feestcommissie, die ik dank zegde voor alle moeiten en zorgen. Vervolgens Verstraaten, de commandant van de eerewacht. En eindelijk een aantal kleine landbouwers uit Mill, buurtschap Zuid Carolina, die zich beklaagden, dat de gemeente Escharen de waterleiding van “de Dellen” verstopte op de grens van Mill en Escharen; doordat het water niet meer, zooals vroeger, langs Langenboom (onder Escharen) weg kon vloeien, leden zij belangrijke schade.

Vervolgens ging ik bij den burgemeester ontbijten; om de beurt gaven de zangvereeniging en de harmonie uit St. Hubert stukjes ten beste. Ik kreeg ten huize van den burgemeester van diens kleindochtertje (dat bij hem aan huis is) een bouquet (een kind van Barten uit Beugen). Ik werd weer met een langen stoet uitgeleide gedaan; onderweg kreeg ik van de kinderen van Notaris Stokvis een prachtigen korf met bloemen, Marechal waardig; Notaris Stokvis is weduwnaar; zijne moeder was bij zijne kinderen (hare kleinkinderen) om hen te helpen.

Herman Verstraaten, burgemeester van Mill en Sint Hubert, 1852-1898 (ca. 1880)Herman Verstraaten, burgemeester van Mill en Sint Hubert, 1852-1898 (ca. 1880)

Ik had tot mijn leedwezen geene gelegenheid om van een der wethouders afscheid te nemen. Mill verpacht de jacht op de gemeente-eigendommen niet; het geeft die aan den arme. Deze verpacht die jacht weer, en maakt daarvoor f. 300,-. Ik wees het Dagelijksch Bestuur op het onregelmatige, dat hierin is gelegen, omdat op die wijze eene beschikking over een deel van gemeente-eigendom aan het toezicht van Gedep. Staten onttrokken wordt, doordat het niet in begrooting of rekening verantwoord wordt.

De administratie van den gemeente-ontvanger was in goede orde; als B. en W. om de drie maanden de kas opnemen, sluiten zij het journaal niet af. Ook de administratie op de gemeente-secretarie liet niets te wenschen over.

Den 3 Mei 1902 kwam ik weer in Mill; ik reed van Cuijk over Beers naar Mill, en vandaar over Wanroij, Rijkevoort en Beugen naar Boxmeer, alwaar ik ontbeet in het hotel van Esser; vandaar naar Sambeek; en vervolgens over Boxmeer naar Beugen, alwaar ik (station Oeffelt) den trein naar Den Bosch nam.

Vele inwoners zijn verplicht om – ter voorziening in hun levensonderhoud – buiten de gemeente werk te zoeken. Velen gaan in Duitschland werken; daar zijn er op het oogenblik zeker een goede honderd, zoowel heele gezinnen, als vele eenlopende personen. De laatsten zijn meestal meiden en knechts, die den boer gaan dienen. Het is in Duitschland geen gewoonte, dat de boer tesamen eet met zijn dienstpersoneel. De boer leeft er materieel zeer goed van; de voeding der knechts en meiden moet dikwijls nogal veel te wenschen overlaten.

In den oogsttijd komen de Duitsche boeren, die werkvolk behoeven, naar Mill, om volk te huren, ze komen meestal ’s Zondags, en vinden dan aan de kerk het volk bij elkaar. Dan worden de menschen gehuurd voor 5 à 6 weken; ze worden goed betaald, maar moeten zeer hard werken. Er zit in Mill veel werkvolk; men trouwt er druk; over het algemeen is het moreel er zeer goed; in 1902 trouwden tot nu toe 21 paren; B. en W. gelooven niet, dat daarbij één gedwongen huwelijk was.

B. en W. deelden mij mede, dat zij tot hun zeer groot genoegen de procedure had gewonnen van de firma Baarda en Co. te Dusseldorf contra de gemeente, in zake het graven naar ijzererts in de Groespeel. Voor de gemeente occupeerde Mr. Bergmann, voor de Duitsche firma Mr. v. Leeuwen.

Schilderij van Dominicus van Ophoven, bewoner van Huize De Princepeel, ca. 1890Schilderij van Dominicus van Ophoven, ca. 1890

Van Ophoven. B. en W. beklagen zich, dat v. Ophoven zulk naar volk naar Mill overbrengt, als opgezetenen van de Princepeel: daar wonen nl. een twaalftal huishoudens waaronder enkele vreemden. Hij betaalt volgens B. en W. heele kleine loonen uit. Het minste, wat er is, valt hij het gemeentebestuur lastig, om den doctor, om onderstand, enz. Zelf doet hij voor zijn menschen niets. Als Voorzitter van den Boerenbond ruit hij de boeren, vooral de mindere boeren, tegen het gemeentebestuur op; men heeft veel last van hem.

De Princepeel is 574 H.A. groot; het was woeste moergrond en behoorde aan het Domein; in 1871 kochten v. Heytema, Nering Beugel, Canter Cremers en … de Princepeel aan voor ± f. 70.000. In 1886 ging de eigendom over op v. Ophoven voor f. 120.000. Er was toen veel geld in gestoken o.a. voor eene directeurswoning en voor een tiental boerderijen. De exploitatie was niet loonend; er was veel geld in verloren. Nering Beugel, die directeur was, had er zijn geheele vermogen in laten zitten; zijne dochters moesten zelfs gaan dienen.

Het schijnt, dat ook v. Ophoven slechte zaken maakt; hij is niet meer in de vermogensbelasting aangeslagen; voor den raad van beroep legde hij zijne zaken bloot, en werd toen door dien raad vrijgesteld. De Princepeel is bezwaard met eene hypotheek van f. 110.000, aandeelen in de Princepeel trachtte Van Ophoven tevergeefs te verkoopen of te beleenen. De Meijerijsche bank wilde ze niet; de Boerenleenbank te Mill wilde er in April 1902 ook geen geld op geven.

Het huishouden van v. Ophoven bestaat uit 2 zoons en 3 dochters; een zoon is teringlijder, en voor zijne gezondheid veel op reis; de andere zoon is geëmployeerd in de Princepeel. Eene der dochters is gehuwd met een opzichter van eene melkerij te Bochum (Duitschland); de melk wordt in Keulen verkocht. De twee andere meisjes zijn tehuis.

Behalve die melkerij in Bochum heeft Van Ophoven nog eene landbouwexploitatie te Well (opzichter Roelof Jansen, een gewezen arbeider van de Princepeel), en eene exploitatie te Putbroek, eveneens onder een opzichter. Van tijd tot tijd gaat eene der ongehuwde dochters van v. Ophoven te Well en te Putbroek de zaken regelen. Volgens B. en W. heeft v. Ophoven geen hart, voor menschen noch voor dieren. Het schreit ten hemel, zooals de paarden in de Princepeel soms mishandeld worden.

Van de bevolking wonen er 2.000 in Mill en 500 in St. Hubert. In Mill staat een liefdehuis; zusters Franciscanessen; ook enkele meisjes uit St. Hubert gaan daar op school. Het algemeen armbestuur krijgt van de gemeente eene groote subsidie; laatstelijk f. 1.700. Buitendien laat de gemeente ’s winters veel werken; zeker wel voor f. 500. Hoewel het armbestuur een zeer zware taak heeft, omdat er zooveel bedeelden zijn, kan men toch niet zeggen, dat er ’s winters in Mill nijpende armoede wordt geleden.

Dr. Anderegg krijgt van de gemeente f. 1.000, voor genees- en verloskundige hulp. Er wordt nogal over geklaagd, dat hij niet altijd voldoende zorg heeft voor zijn patienten. Kapelaan Gijzels deelde mij dat mede; B. en W. ontkenden het niet. B. en W. zijn door mij er op gewezen, dat ze Dr. Anderegg beter zijn plicht moeten laten doen; zou de gemeente te uitgebreid zijn, en de taak voor den doctor te zwaar, dan zouden ze hem bijv. van de verloskundige praktijk kunnen ontlasten, door eene vroedvrouw aan te stellen.

Juffr. Anna Anderegg is 33 jr.; zij was eertijds voor ± 12 jr. geengageerd met luitnt. Verhaaff, een Amsterdammer, een neef van den toenmaligen notaris De Poorter. Dat engagement werd verbroken, en Verhaaff ging naar Indie. De burgemeester van Someren raakte voor eenigen tijd geengageerd met hetzelfde meisje; ook dat engagement is verbroken. Men zegt, dat Verhaaf uit Indie terug is gekomen, en haar nu toch zal trouwen.

In Mill komen nogal vreemde notarissen; in een en dezelfde week kwamen daar notaris Grollenberg uit Boxmeer, v.d. Berg uit Cuijk, en Staal uit Grave. Notaris Stokvis is sinds 10 jaren in Mill gevestigd; in al dien tijd verleende hij nog nooit zijn ministerie in het op 2 uur afstand gelegen Zeeland. De gemeentesecretaris Verhoogen was daar indertijd de groote beunhaas; hij werkte samen met notaris Staal uit Grave. Toen Verhoogen gestorven was, kwam daar weer een andere beunhaas, nl. de brievengaarder te Zeeland, Willem van den Berg, een vroegere klerk van notaris Kerstens uit Mill. v.d. Berg heeft getracht zich te associeeren met notaris Stokvis uit Mill; deze weigerde. Hij zou nu samenwerken met notaris Gervers uit Schaijk.

Burgemeester Doedens raadde Stokvis, om met v.d. Berg samen te doen; Stokvis weigerde. Toen kwam Doedens zeggen, dat Stokvis, Staal en Gervers zouden worden opgeroepen op eene vergadering, om tegen elkaar te concurreeren; die het goedkoopst werkte, zou de verpachtingen enz. hebben. Door toedoen van Stokvis ging die vergadering niet door; maar Gervers en Staal hebben tegen elkaar geconcurreerd; Staal heeft de verpachtingen gekregen. Aldus vernam ik op mijne audiente van Stokvis. Notaris Stokvis heeft 4 kinderen uit zijn 1ste. huwelijk met Juffr. Hoogenveen uit Scheveningen; en 2 uit zijn 2de. huwelijk met Juffr. Scheefhals uit ’s Bosch.

B. en W. beloofden mij, dat de gratificatie van den veldwachter bij diens tractement zou worden gevoegd. De boterfabriek van J.G.A. van Lieshout gaat slecht; hij moet in het afgeloopen jaar veel geld hebben verloren. Hij is nu eene groote koffiebranderij in Nijmegen begonnen; voorloopig houdt hij zijne zaken in Mill nog aan, om, wanneer het in Nijmegen niet mocht gaan, naar Mill te kunnen terugkeeren. De andere fabrieken, vooral die van v. Hout, moeten zeer goed gaan.

Burgemeester W.J.H. Verstraaten, 1898-1933Burgemeester W.Verstraaten, 1898-1933

Zoowel Van Lieshout als Van Hout en Verbruggen noemen hunne fabrieken roomboterfabrieken. Zij kopen de boter op de mijnen te Eindhoven, Maastricht, St. Anthonis enz. en verwerken die dan weer in hunne fabriek. Of hun fabricaat terecht roomboter genoemd wordt, is minstens twijfelachtig.

Burgemeester Verstraaten is gehuwd met eene juffrouw Poels uit Gassel, een boerenmeisje met wat geld; hij heeft één kind, een jongen van 2 jr. Hij woont in het ouderlijk huis. Pastoor Van Oort is sinds 1898 Pastoor te Mill; vantevoren was hij aan het doofstommeninstituut te St. Michielsgestel. Tijdens het bezoek der Koninginnen aan dat gesticht in 1895 ontmoette ik hem daar.

Den 14 Maart 1905 kwam ik weer in Mill. Vanuit Cuijk reed ik over Beers naar Mill. Ik bezocht daarna Wanroij en Oploo, en keerde per trein van Boxmeer naar Cuijk terug. Ik verleende audientie aan notaris Stokvis, die nog steeds vruchtelooze pogingen doet om eene betere standplaats te krijgen (hij solliciteert op het oogenblik naar Hilversum); en aan pastoor Van Oort, die een leelijk boekje opendeed over Van Deursen, den burgemeester van Haps (wonende te Mill), en hij ondervinding had, wat een kwade tong Van Deursen had, en hoe hij, door lasterlijke praatjes, de menschen tegen elkaar opzette.

De leden van den Raad waren goed over de gemeente verdeeld: 2 wonen op Achterdijk, 2 in de kom van Mill, 1 te Bruggen, 1 te St. Hubert, en 1 op de Gagel. B. en W. vertelden, wat ze een buitengewoon voordeeltje hadden gehad voor de gemeente, door in 1903 de ijzererts uit de Groespeel voor f. 30.000 te verkoopen. De prijs is thans zoo gedaald, dat daardoor nog geen f. 3.000,- zou te bedingen zijn. Ik heb de Heeren sterk aangeraden om een uitvoerig register omtrent de gemeente-eigendommen aan te leggen, waarin alle kleine wetenswaardigheden omtrent ontginning en exploitatie uitvoerig werden vermeld.

Op mijn vroeger advies is men er toe gekomen om het onderhoud van alle waterleidingen ten laste van de gemeente te brengen; de gemeente houdt – voor nog geen f. 100 per jaar – thans alles uitstekend in orde. De genees- en verloskundige hulp wordt nog alleen verleend door Dr. Anderegg, die daarvoor f. 1.000,- geniet. Men durft het niet goed aan hierin verandering te brengen.

Bootz, veearts te Cuijk, keurt het uit nood geslachte vee; hij moet dat heel conscientieus doen. Vandaar, dat hier geen bezwaar is, dat de leden van het veefonds het vleesch moeten koopen van een goedgekeurd uit nood geslacht beest. Men heeft de gratificatie aan den veldwachter bij diens tractement gelegd; dat bedraagt thans f. 450,-.

Voor herhalingsonderwijs bestaat thans weinig animo; aan den cursus nemen zeven leerlingen deel. Er is nogal armoede in Mill; algemeen armbestuur kreeg korts eene boerderij, ten gevolge van eene testamentaire beschikking van Catharina Martens; heeft verder bijna geen inkomsten; collecten brengen bijna niets op. Gemeente geeft eene jaarlijksche subsidie van f. 1.600. Gemeente geeft bovendien ’s winters aan een stuk of zes ouden van dagen wat werk, tegen f. 0,50 daags; deze zouden anders zeker ook moeten bedeeld worden.

Mill heeft een eigen botermijn; de quaestie aan de Eindhovensche botermijn oefent een goeden invloed uit op de prijzen van de boter aan de Millsche mijn; de boterfabrikanten (Van der Hagen, Van Hout e.a.) die te Eindhoven niet willen koopen, koopen nu op de mijn te Mill, en drijven daar de boterprijzen omhoog, zoodat daar dezelfde boterprijzen worden bedongen als op de mijn te Maastricht.

Den 17 April 1909 kwam ik weer in Mill. Ik kwam vanuit Den Bosch; later bezocht ik nog Zeeland; te Uden nam ik den trein Boxtel – ’s Bosch. Ik verleende audientie aan den pastoor met zijn kapelaan; de Kapelaan deed erg zijn best om een subsidie te krijgen voor het teekenonderwijs in zijn patronaatsgebouw; het onderwijs wordt driemaal in de week, telkens gedurende twee uren, gegeven door een architect, Van Strijp, in die buurt zeer bekend, vooral door het bouwen van vele kleine nette goedkoope burgerwoningen. Van Strijp brengt nog twee helpers mede; met hun drieën geven ze dan les aan 36 jongens, verdeeld in drie klassen; de cursus duurt drie jaren.

Notaris Verlinden, de opvolger van Notaris Stokvis is zeer tevreden; van Sept. – 31 Dec. 1908 maakte hij 45 nrs.; sinds 1 Januari 1909 had hij reeds 73 akten; hij komt zeker boven de f. 4.000. Hij is nog ongehuwd.

Huize de PrincepeelHuize de Princepeel

De burgemeester had eindelooze klachten over Van Ophoven en de Princepeel; vooral omdat hij daardoor zooveel slecht volk in de gemeente kreeg; nu pas waren er weer drie gezinnen door den deurwaarder op straat gezet. Zoodra ze dakloos zijn, komen die menschen bij armbestuur en bij hem als hoofd van politie. Ook de pastoor klaagde erg over v. Ophoven; hij laat bijv. een 30 jongens en meisjes zonder opzicht samen wieden; men begrijpt, wat daarvan terecht komt! De heele exploitatie van de Princepeel (in het geheel groot 574 H.A., waarvan 450 H.A. ontgonnen, de rest zijn slooten, wegen enz. enz.) wordt feitelijk gedreven door een opzichter die er reeds was in den tijd van v. Heytema en Cremers.

Vee is er op de heele exploitatie absoluut niet; niet anders, dan misschien een koe voor melk voor eigen gebruik; de arbeiders wonen in de als boerderijen uitziende woningen; als het huis een beetje groot is, dan wonen er twee gezinnen in. De stoomploeg wordt niet meer gebruikt; met 16 paarden wordt alles bewerkt. Stalmest wordt niet gebruikt, behalve de mest van die 16 paarden; verder alles kunstmest.

Volgens de pastoor moet er geen spits op den toren komen; de vorm van den toren zou daarmede bederven. Gemeente onderhoudt thans de waterleidingen; ook in de buurt van Zuid Carolina is thans alles goed in orde. Nog veel menschen gaan naar Duitschland werken; vooral in den oogsttijd; er is in Mill veel te veel werkvolk; het moreel der bevolking blijft goed. Gemeente moet aan armbestuur jaarlijks belangrijke subsidien verleenen variëerende van f. 700 tot f. 1.700.

Men heeft thans eene vroedvrouw aangesteld op kosten van de gemeente (f. 450,-); bovendien betaalt men Dr. Anderegg nog steeds zijn f. 1.000,- uit, als of hij de verloskundige praktijk nog waarnam!

Er werd eene coöperatieve roomboterfabriek opgericht, waarbij alle boeren aansloten; boter gaat naar de mijn te Maastricht. Alle boterknoeiers, Van Lieshout, Van Hout, Verbruggen enz. hebben hunne zaken te Mill sinds aan kant gedaan.

Er is een register aangelegd omtrent de exploitatie der gemeentebezittingen, maar het vermeldt niet wat ik bedoelde. Burgemeester zegt, mij nu begrepen te hebben, en voor den aanleg thans te zullen zorgen.

Burgemeester heeft groote moeielijkheden met een zoon van Dr. Anderegg, brouwer te Mill; dat jonge mensch pleegde in 1908 (omstreeks Augustus) verzet tegen de politie, hitste op tot het ingooien van ruiten (hetgeen geschiedde en waarvoor de daders gestraft werden), dreigde het Raadhuis te zullen laten vernielen enz. Hem werd door de Rechtbank drie maanden gevangenisstraf opgelegd, welke straf door Gerechtshof en Hooge Raad gehandhaafd werd. Hoewel de burgemeester daar geen part of deel aan had, heeft hij het natuurlijk gedaan, en heeft hij thans veel last van den aanhang van Anderegg, meest burgers van Mill, die meenen dat wet en verordening voor hen niet geschreven zijn, en zich boos maken, omdat de politie hen niet ontziet!

Den 17 April 1913 bezocht ik per auto vanuit Cuijk de gemeenten Haps, Mill en Beers. Mill gaat sterk vooruit; er wordt enorm gebouwd; bouwverordening wordt goed gehandhaafd. Er is pas een nieuwe school met schoolhuis gebouwd; dientengevolge moesten de belastingen vrij sterk verhoogd.

Met Staatsboschbeheer in onderhandeling over bebossching van aanvankelijk 60 à 70 H.A. De broekgronden op langen termijn verpacht, tegen gemiddeld f. 25 per H.A. Op kleine perceeltjes bij wijze van proef wishout gepoot; het schijnt, dat de proef zal slagen. Herhalingsonderwijs geniet nog al belangstelling; landbouwcursus werkt goed; speciale landbouwcursus in St. Hubert eveneens. In patronaat wordt aan 25 meisjes een cursus gegeven in zuivelbereiding; daar wordt tevens teekenonderwijs gegeven, ook aan jongens van naburige gemeenten.

Klompenfabriek van Van Hout (ca. 1908)Klompenfabriek van Van Hout (ca. 1908)

Niet zoveel armoede als vroeger; de algemeene toestand is veel beter; gemeente behoeft niet zoo’n hoog subsidie meer te geven aan armbestuur als weleer: 800 tegen vroeger f. 1.700. Er gaat bijna niemand meer naar Duitschland. Er is weinig industrie: eene klompenfabriek van v. Hout, die goed gaat; en eene houtzagerij van Gebrs. Van Strijp, die buitengewoon goed moet gaan; verder zaakjes als op alle dorpen, benevens eene stoomzuivelfabriek voor 1.300 koeien, met een goeden Frieschen directeur.

Als men van de Princepeel rept, of toevallig den naam Van Ophoven noemt, is dat voldoende, om eene lange litanie klachten van B. en W. te hooren te krijgen. Feit schijnt te blijven, dat Van Ophoven slecht voor de opgezetenen zorgt, en dat gemeentebestuur dikwijls onbillijk met armenzorg bezwaard wordt, voor van de Princepeel weggezonden gezinnen.

Den 10den. Augustus 1918 bezocht ik per auto vanuit Cuijk de gemeenten Mill en Linden. Burgemeester Verstraaten is Voorzitter van de Raam Commissie; hij geeft zich veel moeite tot bevordering der aan zijne zorgen toevertrouwde belangen. Voor de verbreeding, de verdieping en het zuiveren der waterleidingen geeft gemeente veel geld uit; nog korts werd de waterleiding van de Peel op 4 Meter gebracht; de hoeken en kanten weggegraven; gemeente besteedde daaraan f. 700,-.

De Raam Commissie besloot, om de Raam, De Ottersgraaf, de Biestgraaf en nog eenige andere waterleidingen op hare kosten te verbeteren. De Burgemeester van Haps wilde nog verder gaan; nog meer waterleidingen ten laste van de Commissie nemen. De Commissie ging daarmede niet accoord; maar wanneer de verbeteringen, waartoe de Commissie besloot, zullen zijn aangebracht, mag daarvan eene groote verbetering van den algemeenen waterstaatstoestand worden verwacht.

Wanneer de Maaskanalisatie tot stand komt, met een stuw te Grave, kan daaruit voor de afvoer van het Raamwater eene groote verbetering voortvloeien, wanneer het water dan langs de Horsensche Graaf, onder den stuw in de Maas geleid wordt. De opzichter van den Provincialen Waterstaat Lamers is de technische adviceur van de Raam Commissie.

De gemeente draagt de bebossing van ± 320 H.A. (Molenheide en St. Hubertsche heide) aan het Staatsboschbeheer op; de zaak is thans zóó ver geregeld, dat op de overeenkomst met het Staatsboschbeheer de goedkeuring van Gedep. Staten kan gevraagd worden. De beschrijving van de verdere exploitatie der gemeentelijke bezittingen wordt door den burgemeester niet erg goed bijgehouden.

De Princepeel is thans verhuurd aan den suikerfabrikant Van Rossum te Ginneken; alle producten staan daar, als gevolg van het gunstige droge voorjaarsweder, ongekend mooi; nu er geen kunstmest meer te krijgen is, is men begonnen wat vee te houden; er zullen op het moment zeker 100 stuks vee zijn. Toen de coöperatieve roomboterfabriek tot bloei kwam (er wordt thans de melk verwerkt van meer dan 2.000 koeien) is de botermijn langzamerhand weggekwijnd, en ten slotte geheel teniet gegaan, tot groot nadeel van vele neringdoende burgers van Mill.

Vanuit Cuijk bezocht ik den 31 Mei 1922 de gemeenten Wanroij en Mill. Wethouder Van Hout nam aanvankelijk eene hostiele houding aan; later veranderde dat. G.S. hadden hem wegens verboden levering van grint aan gemeente van zijn Raadslidmaatschap vervallen verklaard; het besluit van G.S. werd door de Kroon gecasseerd.

A.W. Van Hout op 90-jarige leeftijd (1967).  Wethouder, voorheen actief in de boterhandel, later hout- en klompenfabrikantA.W. Van Hout op 90-jarige leeftijd (1967). Wethouder, voorheen actief in de boterhandel, later hout- en klompenfabrikant

Niettegenstaande er woningnood heerschte, kwam geen vereeniging ter voorziening in de volkshuisvesting tot stand. Met Rijkspremie werden 25 woningen gebouwd. Bij de laatste Raadsverkiezing kwamen er vier nieuwe Raadsleden; bij de volgende verkiezing moeten er elf Raadsleden zijn. Veel partijschap in Mill; familie Verstraaten was er vroeger oppermachtig, en laat zich slechts zeer noode die macht gedeeltelijk ontnemen. De verhouding tusschen den burgemeester en de wethouders is ellendig; wethouder Van Hout schijnt mij een bijzonder ongemakkelijk heer; met wethouder Linders valt, dunkt me, gemakkelijker te praten.

Voor de woonwagens werd een vaste standplaats aangewezen. Aangezien de bewoners daar uit de buurt er over klaagden, dat zij zooveel last hadden van woonwagenbewoners, die om drinkwater kwamen vragen, besloot de Raad, ter plaatse eene drinkwaterput te maken.

Electriciteitsbedrijf. Op 1 October 1921 kwam het distributiebedrijf in werking. Per 31 Maart 1922 was er een voordeelig saldo van f. 1262,43. Voor den aanleg werd de opbrengst van de boerderij Het Bort besteed, van de 30 H.A. werden 20 H.A. verkocht voor f. 65.000; de rest behoort nog aan Mill. Geëlectrificeerd zijn Mill, St. Hubert en Bruggen. De garantie van stroomafname kocht gemeente van den PNEM af voor f. 15.000,-. Wethouder Van Hout was blijkbaar de groote voorstander van de electrificatie; het schijnt, dat hij nog met het beheer van het bedrijf is belast. Hij heeft hier werkelijk zeer verdienstelijk werk geleverd.

Met 30% bijdrage van het Rijk worden de werkelooze klompenmakers door gemeente aan het werk gehouden: grond egaliseeren en grint graven. Voor Mill een groot voordeel. Bij B. en W. speciaal bij den burgemeester als voorzitter der Raamcommissie er op aangedrongen, om toch niet alleen voor eigen gemeente te zorgen, maar de waterleidingen in die mate te verbeteren, dat ook de hooger liggende gemeenten geen waterschade meer ondervinden. Daartoe is welwillend overleg noodig tusschen de verschillende gemeentebesturen. De noodzakelijke voorstellen zullen m.i. van de Raam Commissie moeten uitgaan; Lamers zal zeker wel van voorlichting willen dienen.

Mill heeft een zeer belangrijk gemeentelijk bezit; over een jr. of 4.5. komen heel wat op langen termijn verpachte perceelen weer vrij; de opbrengst kan dan wel 100% meer zijn. Gemeente subsidieert burgerlijk armbestuur met f. 3.500; vooral ten behoeve van Mill. De afdeeling St. Hubert is veel meer welvarend dan Mill; daar waren beste, vooruitstrevende boeren. Wethouder Van Hout is een groot industrieel; hij heeft eene houtzagerij, eene houtwolfabriek en eene klompenfabriek. Ten gevolge van de valuta ondervindt hij groote moeielijkheden; de houtwolfabriek is voorloopig stop gezet. De speelgoedfabriek van Selten is thans niets meer dan eene plankjeszagerij; Selten heeft nu eene agentuur voor Duitsch speelgoed.

Reageer op dit verhaal

Heb je al een account? Log in met je gegevens.

Heb je nog geen account? Plaats zonder inloggen, of Registreer een account

Help spam voorkomen en los de volgende som op:
Geef mij een andere som.
Doe mee en vertel jouw verhaal!