Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
De christelijke sociale academie in Kampen? Dat leek me niks. Ik had inmiddels ook De Schaamte Voorbij gelezen en was in het vrouwenhuis in Eindhoven, waar ik het evangelie had verkondigd, totaal in de ban geraakt van al die feministische vrouwen. Bovendien was ik smoorverliefd geworden op de socialistisch-feministische dramadocente van een Eindhovense kleuterleidstersopleiding, terwijl ik haar in de meest linkse kroeg van Eindhoven voorhield dat de Chilenen óók onder Allende eenzaam waren en bang voor de dood als ze zich niet hadden bekeerd.
Gelukkig heb ik Nelleke ervan kunnen overtuigen dat het christelijk Kampen niet direct was wat ik zocht. Anders had ik geen deel uitgemaakt van wat je toch wel een bijzonder rijke geschiedenis van de Bossche vrouwenbeweging kunt noemen.
Het vrouwenhuis, ontstaan toen de Knillispoort te klein werd om alle vrouwen te herbergen die naar het maandelijkse vrouwencafé van Brood en Rozen kwamen, was tien jaar lang het middelpunt van die bruisende vrouwenbeweging. In 1977 was op het Stationsplein een pand gekraakt van de Rotterdamse projectontwikkelaar Mackenzie Hill. Op de begane grond en een bovenverdieping had een winkel gezeten. Die winkelruimte werd betrokken en opgeknapt, en daarmee was het Bossche vrouwenhuis een feit. Op 4 juni 1978 vond de feestelijke opening plaats.
Toen ik zelf in de loop van 1980 voor het eerst in het vrouwenhuis kwam, gonsde het er van activiteiten. In twee jaar tijd was het vrouwenhuis uitgegroeid tot een plaats waar niet alleen de cursussen en café-avonden van Brood en Rozen en de Bossche vrouwenkrant Rosa, onderdak hadden gevonden, maar waar ook tal van nieuwe activiteiten onstonden. De barkruk bleek een inspirerende zetel voor nieuwe ideeën en projecten, binnen en buiten het vrouwenhuis. Er waren de FEMSOC-groepen, gericht op bewustwording en politisering, de zelfhulp- en praatgroepen en de FORT: de feministische oefengroepen voor radicale therapie. Er waren koffie-ochtenden voor nieuwe vrouwen, taalcursussen, timmercursussen en er was de actiegroep Vrouwen Tegen Seksueel Geweld en de hulpverleningsgroep Vrouwen Tegen Verkrachting. Ook buiten het vrouwenhuis rezen projecten als paddestoelen uit de grond: de Vrouwenradio, de Doordrukster, het Documentatiecentrum Vrouwen en Gezondheid, De Vereniging Vrouwenopvang, Balsemien en in een iets later stadium Zus en Zo, Vrouw en Werk, De Spinster, Studio d'Art, de Roze Ruit. In juni 1980 werd, tegen alle verwachtingen in, duidelijk dat het zwaard van Damocles boven het vrouwenhuis hing en daarmee boven de rijkdom aan activiteiten die er plaatsvonden. Mackenzie Hill wilde het pand slopen en er een kantorencomplex laten verrijzen en had daarvoor een sloop- en bouwvergunning gekregen. Uiterlijk 31 juli zou het pand leeg moeten zijn.
In het eerste jaar van het bestaan van het vrouwenhuis was de eensgezindheid groot. Als je de notulen en andere stukken uit die jaren doorleest, merk je dat verschillen in politieke ideeën, huidskleur en klasse vooralsnog onder de oppervlakte bleven. Het ging om het vrouw-zijn als bindende factor en de vrouwenstrijd werd als gezamenlijke strijd benoemd.
Op het gebied van de liefde kwamen er wel verschillen boven water. Heteroseksualiteit werd als norm aan de kaak gesteld, en van de weeromstuit zagen heterovrouwen zich vervolgens geconfronteerd met de norm dat je eigenlijk pas goed feministisch was als je lesbisch was, want je ging tenslotte niet met je onderdrukker naar bed en lesbisch zijn was een politieke keuze.
Vanaf 1980 beginnen ook op andere vlakken de onderlinge verschillen duidelijker zichtbaar te worden. Het verschil in politieke ideeën zou al snel in alle hevigheid de boventoon voeren in de discussie die in de zomer van 1980 losbarstte, toen het vrouwenhuis met ontruiming bedreigd werd. Klassenverschillen kwamen meer en meer aan bod, zij het beperkt tot de therapiegroepen, en de discussie over zwart-witverschillen begon naar aanleiding van de gebeurtenissen tijdens de winteruniversiteit vrouwenstudies in Nijmegen, waar zwarte vrouwen voor het eerst de onderdrukking door witte vrouwen aan de kaak stelden, hetgeen in de overwegend witte vrouwenbeweging een schokgolf teweegbracht. Maar dan is het al 1983.
In de zomer van 1980 stonden onder de dreiging van de ontruiming van het vrouwenhuis grofweg twee groepen tegenover elkaar. Aan de ene kant een groep die min of meer uit de hoek van Brood en Rozen afkomstig was en die in de discussie over de wijze waarop de strijd voor het behoud van het vrouwenhuis gevoerd moest worden, het accent legden op het antipatriarchaal karakter van de feministische strijd en de functie die het vrouwenhuis daarin had. Aan de andere kant een groep die bestond uit vrouwen die later in het vrouwenhuis actief waren geworden en deels banden had met de kraakbeweging. Die vrouwen zagen niet alleen een middel in de antipatriarchale strijd verloren gaan, maar ook een middel in de strijd tegen het grootkapitaal: het vrouwenhuis was per slot van rekening ook een kraakpand dat ontruimd dreigde te worden en als zodanig niet alleen een verlies voor de vrouwenbeweging maar ook voor de kraakbeweging.
Die tegenstelling bracht enorm harde en emotionele discussies teweeg, bijvoorbeeld over de vraag in hoeverre mannen uit de kraakbeweging een rol konden spelen in de verdediging van het pand. Iedereen was het er overigens over eens dat mannen het vrouwenhuis niet van binnenuit konden verdedigen, maar voor vrouwen die affiniteit met de kraakbeweging hadden konden ze eventueel wel andere functies vervullen.
Verschillen tussen de strijdcultuur van de vrouwenbeweging en die van de kraakbeweging uitten zich ook in de vraag hoever je moest gaan in de verdediging van het pand: wel of niet barricaderen, wel of niet ingaan op door de gemeente aangeboden alternatieven. Toen Nel, na weken intensieve en uitputtende discussies voorstelde om het vrouwenhuis, als er geen perspectief was om het te behouden, dan maar in brand te steken en zo de eer aan vrouwen zelf te houden, sloeg Gin een gat in een deur die als barricademateriaal diende, waarop een paar vrouwen toesnelden met een kussentje. De kern van het conflict kon, achteraf gezien natuurlijk, niet duidelijker zichtbaar worden dan in dat incident. De ultieme compromisloze daad die zou voorkomen dat het vrouwenhuis uit handen werd gegeven stond tegenover de ultieme verbijstering over de gedachte aan zo'n daad, waarbij je door eigen toedoen het pand zou verliezen.
Vrijdagnacht 22 augustus 1980 kwam ik rond 1.00 u. in het vrouwenhuis. Ik was die avond in RASA in Utrecht naar een voorstelling geweest van het Trojaanse Paard, een Vlaamse politieke theatergroep die in die tijd de gemoederen van het publiek flink in beweging bracht met haar forumtheater, waarbij je als toeschouwer de hoofdrolspeler moest vervangen als je het niet eens was met diens reactie op de - altijd onderdrukkende - situatie waarin die zich bevond. In de trein terug naar Eindhoven, waar ik nog steeds woonde, besloot ik in Den Bosch uit te stappen, want de ontruiming van het vrouwenhuis werd elk moment verwacht.
Met dank aan Wilma Geurtjens voor het delen van Lia's verhaal. - Redactie BHIC