Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.
Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)
Meer informatie over de chat-service? Klik hier
De geallieerde vliegtuigen waren heel vaak bommenwerpers die bij bombardementsmissies op doelen in Duitsland geraakt werden door Duits afweergeschut (de zogenaamde Flak) of onderschept werden door Duitse jachtvliegtuigen (vooral ’s nachts, tijdens de zogenaamde Nachtjagd).
Wij gaan proberen de verhalen achter al deze crashes te achterhalen met behulp van iedereen die ofwel zélf nog herinneringen heeft of de verhalen gehoord heeft van eerdere generaties. Soms is er al veel bekend, soms wat minder.
Op 14 juli 1943 kwam in Genderen, om 02.00 uur ’s nachts, een Handley Page Halifax V bommenwerper (DK257, call sign NA-Q) van het 428 Squadron neer. De piloot van dit toestel was F/Lt. D.S. Morgan. Het vliegtuig maakte deel uit van een bombardementsvlucht op Aken, waaraan 374 vliegtuigen meededen. Twintig daarvan gingen verloren. Behalve in Genderen stortten er bommenwerpers van deze operatie neer in Asten, Vorstenbosch en Drunen (Fellenoord).
De Halifax van Morgan werd neergeschoten door Duitse nachtjagers. Een deel van de bemanning wist tijdig uit het toestel te springen. Zo brachten piloot F/Lt. D.S. Morgan, boordwerktuigkundige Sgt. D. Brown, navigator F/O. F.H. Ditchburn, radiotelegrafist P/O. B.L. Gillis en bommenrichter Sgt. J.P. O'Leary het er levend vanaf. Behalve Brown waren het allemaal Canadezen en behalve O’Leary, die uit handen van de Duitsers wist te blijven, werden ze allemaal krijgsgevangen genomen.
De lichamen van de beide boordschutters, Sgt. Montague Edwards (20) en Sgt. Thomas Henry Pritchard zijn nooit geïdentificeerd. Zij staan als vermist op de panelen 148 en 162 van het Runnymede Memorial in Surrey.
Op 19 augustus 1943, om 19.30 uur, stortte in Eethen een Focke Wulf Fw 190A-5 (werknummer 1091) van het 1./JG 26 neer, gevlogen door Lt. L. Altmann, die gewond raakte. Zijn vliegtuig was aangeschoten bij een luchtgevecht.
Op 1 september 1944 kwam rond middernacht in Heesbeen een Mosquito VI (NS878) van het 605 Squadron naar beneden. De piloot van dit toestel heette F/O Robert (Bob) Oliver Brigden. Hij was 21 toen hij te pletter viel, nadat zijn toestel was geraakt door Duits luchtafweergeschut.Zijn navigator
In het boek van Pouwel Pouwels, Vliegtuigcrashes 1940-1945 in Midden-Brabant (Onsenoort, 2018), wordt geciteerd uit het verslag dat zijn navigator/waarnemer W/O Tom Harris (die het dus wel overleefde) achteraf heeft gemaakt van hun vlucht.
De Mosquito was op een patrouillevlucht tussen de kust en Arnhem, met bijzondere aandacht voor Eindhoven en Gilze-Rijen, toen ze waarschijnlijk in de buurt van Berkel-Enschot geraakt werden door Flak, waardoor de linker motor in brand vloog. Ze vlogen laag (zo'n 200 meter) en om te kunnen springen moesten ze eerst klimmen. Net toen de goede hoogte bereikt was, brandde de (houten) vleugel door en moesten ze allerijl het toestel uit. Harris vertelt dat hij vlak daarna onder zich een enorme explosie hoorde. Hij zag geen tweede parachute. Harris werd krijgsgevangen genomen, Brigden is vlakbij het toestel te pletter gevallen tegenover het schoolhuis in Heesbeen. Daar is hij op het plaatselijke kerkhof begraven, aanvankelijk als onbekende. na de oorlog is hij geïdentificeerd.
Op 25 februari 1945 ten slotte, steeg om 14.20 uur een B-25 Mitchell III (registratienummer HD390, call sign “U”) van het 98 Squadron op van vliegveld B.58 Melsbroek in België. Het toestel maakte samen met 5 andere Mitchells van het 98 Squadron en 12 vliegtuigen elk van het 320 en het 180 Squadron deel uit van een bombardementsmissie naar Xanten, met Wesel en Krefeld als secundaire doelen. De missie werd afgebroken omdat de radio van het vliegtuig van de missieleider niet werkte. In zware bewolking viel de formatie uit elkaar. De vliegtuigen kwamen om 16.10 uur terug op hun basis. Op één na dan.
De B-25 HD390 werd door de andere bemanningen voor het laatst gezien terwijl hij de wolken in vloog. Daarna hoorden of zagen zij tijdens de terugvlucht niets meer van het toestel.
[Dank aan Adri Burghout voor de correctie, die de detaillering van de bovenstaande gegevens mogelijk maakte. Redactie].
De bommenwerper kwam in de Bergse Maas bij Drongelen terecht. De piloot van dit vliegtuig was F/O David Hendry Fenner (31). Hij kwam samen met navigator F/Lt. Laurence James Trapp (27) en boordschutter W/O Kevin James Clarke (27) om bij deze crash. Zij liggen begraven op het oorlogskerkhof Jonkerbos in Nijmegen, graf 16 J 1 (Fenner) en 16 J 4-5 (Trapp en Clark).
Van het vierde bemanningslid, dat het blijkbaar overleefde, wisten we niets. Althans dat was zo, tot Harald E.L. Prins (zie hieronder bij reacties) actie ondernam. Dankzij de naspeuringen van de echtgenoot van de dochter van de weduwe van de omgekomen Trapp (Howard R. Whitcomb) weten we nu toch iets meer over wat er met de verschillende bemanningsleden is gebeurd. Howard Withcomb heeft papieren van zijn schoonmoeder in kunnen zien en heeft voor haar dood nog met haar over deze dingen gesproken.
Eleanor Parker Trapp Merrill (gestorven op 17 januari 2012, 95 jaar oud) was op 3 februari 1943 getrouwd met Laurence James Trapp. Ze was in die tijd in Britse overheidsdienst om les te geven over de Amerikaanse en Britse onderwijssystemen. Na de dood van haar man bleef ze nog in Engeland tot juni 1946, waarna ze terugging naar de VS. Daar trouwde ze later met Clinton D. Merrill met wie ze vier kinderen kreeg, onder wie de latere vrouw van Howard Whitcomb, Ann Curtis Merrill (de vrouw met wie Harald Prins dus aan tafel zat).
Er blijkt toch een bemanningslid te zijn geweest dat de crash van 25 februari 1945 heeft overleefd: boordschutter F/Sgt. R. B. Goldsmith. Hij belandde in Duitse krijgsgevangenschap en is bij zijn terugkeer daaruit geïnterviewd door de Britten over wat er voor, tijdens en na de crash was gebeurd. Op 30 augustus 1945 hoorde Eleanor van de Afdeling Ongevallen van het Ministerie van Luchtvaart dat Goldsmith niets wist over het lot van F/Lt. Trapp. Het enige dat Goldsmith te melden had, was dat hijzelf “uit het vliegtuig was geslingerd, voordat het tussen de linies neerstortte, vlakbij het dorp Dussen.” Na zijn gevangenneming hadden de Duitsers hem verteld dat de rest van de bemanning was omgekomen.
Eleanor had na de oorlog nog contact met Bette Fenner, de weduwe van F/O David H. Fenner. Op 3 augustus 1945 hebben ze elkaar telefonisch gesproken, waarbij Bette Fenner vertelde dat “een aardige, oude Nederlander het lichaam van haar man had gevonden, begraven en zijn identiteitsplaatjes aan de autoriteiten had overgegeven.” Dat was meteen op 25 februari 1945 gebeurd.
De lichamen van navigator F/Lt. Laurence James Trapp en boordschutter W/O Kevin James Clarke werden officieel begraven in de zomer van 1948 op het protestantse kerkhof van Eethen in Drongelen. Pas in 1954 hoorde Eleanor dat het stoffelijk overschot van haar man inmiddels door de Imperial War Graves Commission overgebracht was naar het oorlogskerkhof Jonkerbos in Nijmegen.
Dat is wat we tot dusver van deze vliegtuigcrashes weten. Zijn er aan de grond slachtoffers gevallen of gebouwen beschadigd? Zijn de vliegtuigen door luchtafweergeschut (Flak) of door Duitse jagers neergeschoten? En waar precies zijn ze neergekomen?
We hopen dat er in Heesbeen, Eethen en Genderen nog mensen zijn die hier meer van weten!