Archieven

Michiel Jansen, landbouwer in Borkel en Schaft, verklaart dat zijn broer Jacobus Jansen, arbeider, woonachtig te Bennebroek bij Haarlem, van plan is om te gaan huwen maar geen geboortebewijs kan overleggen omdat men hem destijds abusievelijk onder de naam Jacobus van Contigh in het doopregister heeft ingeschreven. Hij verzoekt dan ook om een akte van bekendheid. De volgende 7 getuigen leggen een verklaring af: Jacobus Ooms, veldwachter, 55 jaar, Lindert Wouters, landbouwer, 54 jaar, Joris Jansen, landbouwer, 42 jaar, Hendrik Moonen, landbouwer, 39 jaar, Laurens Joordens, landbouwer, 36 jaar, Adriaan Jaspers, landbouwer, 34 jaar, en Nicolaas Tegenbosch, landbouwer, 31 jaar, allen wonend in Borkel en Schaft. Zij verklaren dat Jacobus Jansen thans te Bennebroek bij Haarlem woont en daar de kost verdient als arbeider. Zij verklaren voorts dat hij een wettige zoon is van Johan Jansen en Margaretha van den Moesdijk, in leven landbouwers, gewoond hebbende en overleden in Borkel en Schaft, te weten de eerste op 19 april 1805 en de tweede op 17 september 1805. Jacobus is volgens het doopregister geboren op 3 mei 1760 in Borkel en Schaft, maar abusievelijk onder de naam Jacobus van Contigh ingeschreven. Dit abuis schrijven de getuigen toe aan de krankzinnigheid waarmede den toenmaligen Roomsch Catholijken Pastor, welke deze inschrijving gedaan heeft, van tijd tot tijd behebt was, en welke waarschijnlijk den naam van Contigh gebruikt heeft, omdat des requirants grootvader Hendrikus Jansen te Contigh bij Mechelen geboren was.